Auteur: Stefanie Brackenhoff

38,2

Daar zaten we dan met onze jury bij De Wereld Draait Door om het Getal van het Jaar bekend te maken. Op 11 december. En dat terwijl jurylid Casper Albers eens een vernietigende analyse maakte van eindejaarslijsten die verschijnen vóórdat het jaar is afgelopen. Op 11 december waren we op 95% van het jaar, dus er was een kans van 5% dat hét getal van 2018 nog moest komen.

Maar ja, hier gold een speciale versie van de wet van de grote aantallen: voor meer dan een miljoen kijkers besloot de jury de gok te wagen en de winnaar toch maar vast bekend maken. Allerlei mensen hadden ons een pleidooi voor hun favoriete getal gestuurd en uit de meer dan duizend nominaties kozen wij de drie getallen die 2018 het meest typeerden. Brons ging naar de 1.900.000.000 euro die de afschaffing van de dividendbelasting zou kosten en stond voor de eindeloze politieke discussies daarover. Zilver was voor Maarten van der Weijden en de heroïsche 163 kilometer die hij zwom tijdens zijn elfstedenzwemtocht om geld in te zamelen voor kankeronderzoek. Het goud ging naar 38,2 graden – de hoogst gemeten temperatuur deze zomer in het Limburgse Arcen. Veel inzenders koppelden die eindeloze, warme zomer van 2018 aan klimaatverandering en het stijgende gevoel dat we iets moeten doen voor het te laat is.

Anderen drukten dat gevoel uit in het recordaantal van 55 officiële zomerse dagen, of de hoogste gemiddelde zomertemperatuur sinds 1706, of de 335 zonuren waarmee juli de zonnigste maand ooit gemeten was. Uiteindelijk won 38,2 graden omdat je je nu eenmaal makkelijker iets kunt voorstellen bij zo’n snikhete dag waarop zelfs de wind je niet verkoelt dan bij andere meer abstracte getallen. Iemand stelde al voor om die iconische 38,2 groot op een muur in Arcen te schilderen.

Prachtig, maar de jury bleef voor de zekerheid de getallen toch nauwlettend in de gaten houden na de bekendmaking. Stel dat er een nog betere zou komen. Op 16 december las ik bijvoorbeeld dat een slimme zakenman 18.152.868 euro kreeg van ProRail voor stukjes grond langs het spoor – terwijl hij in 2010 nog tien miljoen euro tóe kreeg van de NS om die stukjes grond over te nemen. Heerlijk en typisch Nederlands, maar gelukkig geen top-drie-materiaal.

Britse statistici maakten in de tussentijd bekend dat wat hen betreft 90.5% de internationale statistiek van het jaar is: het percentage van plastic afval dat nooit is gerecycled. Scientific American publiceerde een nummer met de grootste verhalen over wetenschap van 2018. Alleen bleek dat tijdschrift helaas gedrukt net vóórdat het nieuws over de Chinese genetische gemodificeerde baby’s bekend werd en zo misten ze één van de wetenschappelijke verhalen waarvoor 2018 herinnerd zal worden.

Inmiddels durf ik bijna rustig adem te halen. Deze column verschijnt op 29 december – nog maar twee dagen te gaan. Ik denk dat we inmiddels redelijk veilig zitten met onze top 3. Mark Rutte gaat vast geen plan meer verzinnen dat meer dan 1.900.000.000 euro kost, niemand zwemt nog snel meer dan 163 kilometer in Friesland en warmer dan 38,2 graden gaat het óók niet meer worden. Nee, zolang er geen grote ramp plaatsvindt de komende dagen, zitten we goed met deze getallen. Dus laten we dus hopen dat het bij deze top drie blijft voor 2018.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Lees hier de eerdere column over dit onderwerp.

2018

Het eind van het jaar nadert en het grote terugkijken is begonnen. Allerlei instanties kiezen hun woord van het jaar, sporter van het jaar, of boom van het jaar. Eigenlijk kun je het zo gek niet verzinnen, of er is een van-het-jaar-verkiezing voor. Behalve voor getallen. En dan terwijl getallen toch een niet te onderschatten rol spelen in ons leven. Van persoonlijke sportrecords tot grote politieke getallen. En dat soort getallen zijn een prima manier om een jaar te beschrijven.

Daarom organiseerde ik in december 2017 een geïmproviseerde getal-van-het-jaar-verkiezing. Samen met statisticus Casper Albers en en getallengek Casper Hulshof vormde ik de jury en na een lang en verhit debat kozen we 225 als hét getal van 2017. Zoveel dagen duurde namelijk de moeizame formatie vorig jaar, een record, en 225 beschrijft al die maanden dat we ons afvroegen of er ooit nog een regering zou komen.

In 2018 begonnen we eerder met de voorbereidingen van onze verkiezing en we breiden de jury uit met cabaretier Jan Beuving en studente Stefanie Brackenhoff. Stefanie bouwde de website getalvanhetjaar.nl waarop iedereen zijn getal van her jaar kan inzenden.

De Wereld Draait Door lanceerde de verkiezing anderhalve week geleden met een tafel vol bekende Nederlanders die hun getal van het jaar nomineerden. Britt Dekker die prime-time op nationale televisie over percentages praatte is één van mijn persoonlijke hoogtepunten van 2018. Zij nomineerde overigens 46%, omdat dit jaar 46% van de Nederlanders bewust probeerde om minder vlees te eten.

Inmiddels zijn er al honderden getallen ingezonden en die geven een prachtig beeld van 2018. De 16 minuten die het kost om met de eindelijk geopende Amsterdamse Noord/Zuidlijn van noord naar zuid te reizen. Het nummer 33 van Max Verstappen. De 354 vmbo-leerlingen in Maastricht waarvan de examens ongeldig werden verklaard en die maanden in spanning zaten.

Er waren ook lollige inzendingen: iemand stuurde zijn pincode en een ander zijn telefoonnummer met het verzoek om hem te bellen. Ook leerde ik dat er een meme bestaat om op Twitter te reageren tweets waarin 69 staat met het woord ‘Nice’, dankzij allerlei mensen die 69 met als verklaring ‘Nice’ instuurden.

Verder ontdekte ik dat 269 symbool staat voor de veganistische beweging – al is het voor deze verkiezing wel jammer dat dit getal komt van kalf 269 dat in 2013 bevrijd werd door activisten. Verschillende mensen nomineerden een jaartal, zoals het voor de hand liggende 2018, maar ook 2019 werd genoemd omdat je naar de toekomst moet kijken. Eén iemand suggereerde dat het Orwelliaanse 1984 het afgelopen jaar het beste samenvat met de beïnvloeding bij verkiezingen en de nieuwe privacywet.

Mooi zijn ook de persoonlijke getallen, zoals de acht van een stel dat hun dochter de eerste keer zag als een 8-cellige embryo, het meisje werd vervolgens op 8-8-18 geboren. Of de oma die overleed op 88-jarige leeftijd waarna haar kleinkind overal 88 terugziet in rekeningen en bingonummers.

Kortom: er zijn zoveel getallen die bij 2018 horen. Wat is voor u het getal van het jaar? Laat het ons voor 9 december weten via getalvanhetjaar.nl en wie weet kroont de jury uw getal tot hét getal van 2018.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Lees hier de uitslag van de wedstrijd.

1628

Georgina Verbaan kwam vorige week dit mysterieuze gedicht tegen in een bundel:

Verbaan snapte er naar eigen zeggen ‘natuurlijk’ niets van en vroeg me via Twitter of dit wat was.

Zelf kon ik er ook geen touw aan vastknopen, maar al snel dachten er op Twitter allerlei mensen mee. Edwin Martin merkt op dat Christiaan Huygens pas in 1629 is geboren – terwijl het gedicht uit 1628 lijkt te komen. Al snel volgen verschillende reacties dat het zijn vader moet zijn: de dichter Constantijn Huygens. Wetenschapshistoricus Arjen Dijkstra voegt hieraan toe dat deze Huygens op 4 september jarig was. Zou dat de clou zijn van het gedicht? Maar dan melden diverse mensen dat dit gedicht geschreven is door P. G. Witsen Geysbeek, het staat in zijn boek Puntdichten uit 1809. Wat doet Huygens dan bij dit gedicht?

Terug naar de tekst zelf. Als je die op de juiste manier voorleest, dan rijmt heel op deel en negen op gekregen. De sommen staan in een wat wonderlijke notatie. In de eerste regel is duizend het ‘heel’ en als het in de volgende een half gaat, dan is dat dus 500 (zoals tussen haakjes erbij staat). Daar komt dan nog eens een heel keer honderd bij, één maal tien en dan twee maal negen. Dat is 628, wat samen met die eerste duizend het jaar 1628 geeft. Arnold Scheepers merkt op dat de onderstreepte getallen de uitkomsten zijn van de vergelijkingen direct ervoor. Sander Niemeijer voegt daaraan toe dat ‘½ deel’ in de voorlaatste regel waarschijnlijk betekent dat je één deelt door ½. Dat verklaart hoe je voor ‘6-½ deel’ op vier komt.

De hele discussie blijkt Georgina Verbaan nog verder te ontmoedigen: ‘Godsamme jongens, ik denk ik vraag Ionica even wat er in mijn bundeltje staat en nu zit ik met nog meer vragen en voel ik mij nóg stommer.’ Nergens voor nodig, want ook ik heb nog steeds geen idee wat dit met Huygens te maken heeft en waar die datum naar verwijst.

In de digitale bibliotheek voor Nederlandse letteren zoek ik naar informatie over de gedichten van Constantijn Huygens. Dan vind ik de ontbrekende antwoorden in het Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters van, jawel, P. G. Witsen Geysbeek in een hoofdstuk over, jawel, Constantijn Huygens.

Mathematische poëzy blijkt een pastiche op een gedicht van Constantijn Huygens over hoe Prins Frederik Hendrik op 4 september 1628 naar Breda vertrok: ‘Twas Maendagh, en de Maen aen ’tvoorste vierendeel;
’Twas mijn dagh, en mijn maend; en ’t jaer eens dusend heel, Eens half, eens hondert heel, eens thien, en tweemael neghen, Als Frederick…

Ha, daar ging die datum dus over! En die verjaardag van Constantijn Huygens zit hierin verstopt als ‘Het was mijn dag en mijn maand’, gevolgd door de som om tot 1628 te komen. P. G. Witsen Geysbeek schertste dus met de omslachtigheid van deze beschrijvingen in het gedicht dat Georgina Verbaan tegenkwam.

De moraal van dit alles: het is nergens voor nodig om je stom te voelen als je iets wiskundigs tegenkomt dat je niet begrijpt. Vaak moeten wiskundigen zelf ook een dagje op zoiets puzzelen – met hulp van een boel anderen.

Deze column verscheen op 2 juni 2018 in de Volkskrant.

Als los zand

Wat is er bij jou veranderd in de afgelopen zeven jaar? Bij mij is het nogal veel. In 2011 was Tex een baby en begon ik met deze column – toen nog in het tijdschrift Kinderen. Ik was destijds zzp’er en koos mijn werk volgens de 3 P’s: poen, prestige en plezier. Alles dat ik deed moest minstens twee van de drie p’s opleveren. Want ik moest geld verdienen, ik wilde een goede naam opbouwen en ik vond het belangrijk om voldoening uit mijn werk te halen. Met deze column lukte dat alledrie: een zeldzame combinatie.

Er veranderde nogal veel in de tussenliggende jaren. Han ging in de off-shore industrie werken en vloog de wereld over. Tex leerde lopen en praten. We kochten een huis met een tuin. Ik maakte tv-programma’s en werd steeds vaker herkend op straat. Mijn moeder kreeg borstkanker en werd nooit meer de oude. Maar ik zo blij dat ze er nog is, want er gingen veel lieve mensen dood de afgelopen jaren. Tex ging naar school. Rifka werd geboren. Han begon aan een opleiding tot klinisch fysicus. We kochten onze eerste auto. Ik werd benoemd als hoogleraar en ging weer vier dagen aan de universiteit werken.

En al die jaren schreef ik hier maandelijks over wat me in mijn gezin bezighield en zocht uit wat de wetenschap daarover te zeggen had. Over kleine vragen als ‘Wat doe je bij een luizenplaag?’ (kammen, kammen en nog eens kammen) en over grote vragen als ‘Zijn mensen zonder kinderen gelukkiger?’ (dat blijkt ingewikkeld te liggen, zoals vaak bij de echt grote vragen). Voor Kek Mama schrijven was een feest. De redactie maakte mijn tekst vaak net even iets soepeler, stuurde lovende reacties enthousiast door en fleurde me op als er boze brieven kwamen.

Alleen kwam er in de tussentijd van alle kanten meer werk bij. Steeds vaker zit ik ’s avonds of in het weekend achter mijn laptop terwijl Han iets leuks doet met de kinderen. De regel van de 3P’s voldoet niet meer. Want al dat werken gaat ten koste van mijn tijd met Han, Rifka en Tex. Daarom is dit mijn laatste column hier. Hoe jammer ik dat ook vind. Maar uiteindelijk doe ik liever iets leuks samen met mijn gezin dan dat ik alleen op zolder een stukje zit te typen over hoe leuk het is om dingen met dat gezin te doen.

Eén ding weet ik namelijk zeker: over zeven jaar is het 2025. Dan zal er weer heel veel veranderd zijn. Maar als alles goed gaat, wordt Tex dat jaar vijftien en Rifka tien. De tijd tikt genadeloos door en je moet zelf zorgen dat die niet als los zand door je vingers glijdt. In plaats van de 3 P’s wens ik jullie veel succes, geluk en vooral tijd voor dingen die je belangrijk vindt.

Deze column verscheen eerder in Kek Mama.

Getal van het jaar

In navolging van de verkiezingen voor het Woord van het Jaar en de Internationale Statistiek van het Jaar heeft Ionica de verkiezing voor het Getal van het Jaar 2018 georganiseerd met Casper Albers, Casper Hulshof, Jan Beuving en Stefanie Brackenhoff. In deze verkiezing gingen ze op zoek naar het getal dat het jaar het beste samenvatte en de leukste link had met 2018.

De winnaar van 2018 is:

38,2

Graden, de hoogste temperatuur gemeten in Nederland in de zomer van 2018.

Meer informatie op de website van het Getal van het Jaar.

Alumnus of the Year 2018

De TU Delft reikt elk jaar de award voor ‘Alumnus of the year’ uit aan een alumnus die een inspiratie is voor anderen of een speciale contributie heeft geleverd aan technologie, innovatie, de wetenschap of ondernemerschap. De winnaar krijgt ook een plekje op de ‘Alumni Walk of Fame’ in het Mekelpark op de campus van de TU Delft.

Ionica Smeets is verkozen tot alumnus van het jaar 2018. Dat is gedaan door een jury bestaande uit Tim van der Hagen (voorzitter van het College van Bestuur en tevens rector magnificus van de TU Delft) en Micheal Wisbrun (voorzitter Universiteitsfonds TU Delft). De universiteit waardeert haar voor de toegankelijke, effectieve en vaak komische manier waarop ze probeert de kloof tussen de wetenschap en de maatschappij probeert te overbruggen.

Ionica Smeets in bestuur Leids Mediafonds

Het Leids Mediafonds wil de kwaliteitsjournalistiek helpen bevorderen om zo inwoners, instellingen en bedrijven in de Leidse regio beter te informeren over wat er speelt in de stad Leiden en directe omgeving.

Van oudsher spelen de media als waakhond van de democratie een belangrijke rol bij deze informatievoorziening. De gemeente Leiden heeft geconstateerd dat de kwaliteit en kwantiteit van het (traditionele) lokale media-aanbod in de Leidse regio de afgelopen jaren is afgenomen: redacties van lokale media staan onder druk van bezuinigingen en kunnen daardoor te weinig tijd besteden aan onderzoeksjournalistiek en verdieping. De pers is daardoor minder goed in staat helder en kritisch te informeren over college- en raadsbesluiten, over het gemeentelijke beleid en uitvoering van projecten, maar ook over andere relevante ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen. De gemeente Leiden heeft daarom -na zorgvuldig onderzoek- besloten ter versterking van de onderzoeksjournalistiek een Leids Mediafonds op te richten.

Het bestuur van het Leids Mediafonds bestaat uit vijf onafhankelijke leden die op grond van hun ervaring in de journalistiek en communicatie zijn benoemd. Van links naar rechts: Milja de Zwart, René Roodheuvel, Bob Nieman (voorzitter), Ionica Smeets (secretaris), Rick van Dijk (penningmeester).

Ga naar de site van het Leids mediafonds

Van 56 naar 6

Mijn vader, die regelmatig in ziekenhuizen komt, belde me vorige week over de Ziekenhuis Top 100 van Algemeen Dagblad. Hij vertelde hoe het Rotterdamse Fransiscus Gasthuis in de nieuwste editie op een belabberde 56ste positie eindigt, terwijl het vorig jaar nog op 6 stond. Mijn vader verbaasde zich ook over hoe wonderbaarlijk goed Ziekenhuis Nij Smellinghe het ineens doet: vorig jaar stonden ze op 71, dit jaar met stip op 4. Hoe kan de ‘kwaliteit’ van ziekenhuizen binnen één jaar zo sterk veranderen? Zou je dan niet aan de onderzoeksmethode gaan twijfelen? En de belangrijkste vraag: wat moet je hiermee als patiënt?

Het perfect antwoord op die vragen bleek Herm Joosten al in 2014 al geschreven te hebben in een opiniestuk met de veelzeggende titel “Voor patiënten is de AD ziekenhuis-lijst (vrijwel) zinloos.” De grote verschuivingen die mijn vader opmerkte, blijken geen uitzondering. Joosten rekende destijds uit dat ziekenhuizen in opeenvolgende jaren gemiddeld zo’n vijfentwintig plaatsen verschuiven. Als je wilt weten hoe een ziekenhuis dit jaar zal scoren, dan heb je dus vrijwel niets aan de score van vorig jaar. Joosten legt uit dat een methode die zulke wisselende resultaten oplevert, niet betrouwbaar is en merkt vilein op dat ‘de Ziekenhuis Top 100 qua validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid nog onder de Oliebollen Top 100 scoort.’ Hij adviseert patiënten die toch naar de lijst willen kijken, te zoeken naar naar ziekenhuizen die in een reeks opeenvolgende jaren goed scoren: blijkbaar bieden zij consequente kwaliteit. Als voorbeeld van zo’n betrouwbaar ziekenhuis noemt Joosten het Franciscus Gasthuis. Ai, dat was dit jaar nu juist naar een 56ste plaats gekelderd.

Maar het is nogal onduidelijk wat die 56ste plek betekent. Ziekenhuizen kunnen in totaal honderd punten halen. De beste heeft er 90,46, het Fransiscus Gasthuis heeft er op zijn 56ste plaats nog steeds 67,04 (let ook op die twee cijfers achter de komma). Maar wat is op deze schaal een voldoende? Is dat zestig punten? Dan halen alleen nummer 71 en 72 in de lijst een nipte onvoldoende. Dat is trouwens nog zoiets geks aan de top 100: er staan helemaal geen honderd ziekenhuizen in. Waarschijnlijk klonk “Ziekenhuis Top 72 plus 12 gespecialiseerde centra die we niet kunnen vergelijken” toch nét wat minder lekker.

Overigens heb ik een hypothese over de grote schommelingen. Stel dat een ziekenhuis heel slechte publiciteit krijgt, bijvoorbeeld doordat het flink zakt in de Ziekenhuis Top 100, dan komen er het jaar daarna minder patiënten. Waardoor het personeel meer tijd heeft voor de behandelingen die ze moeten doen. Waardoor het allemaal een stuk beter gaat. Waardoor de score het jaar erop hoger is, er meer patiënten komen en de boel weer misloopt, waardoor ze slechter scoren, enzovoorts.

Al kan een slechte score soms zelfs juist een goed teken zijn. Stel dat een ziekenhuis een speciaal programma opzet om complicaties na een operatie op te sporen en te behandelen. Waarschijnlijk scoort het daardoor slechter op de indicator ‘aantal complicaties na een operatie’, terwijl het eigenlijk juist béter omgaat met complicaties.

Boven alles is de vraag hoeveel zin het heeft om ziekenhuizen in één lijst van hoog naar laag te rangschikken, terwijl voor veel patiënten slechts een paar factoren écht belangrijk zijn. Ik beland liever in een middelmatig ziekenhuis met een excellente afdeling voor mijn specifieke aandoening, dan andersom.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Bijna 330.000 mannen

Gefeliciteerd, mannen! Morgen is het Internationale Mannendag. Er blijkt alleen niet zo gek veel georganiseerd te worden, ik kon niet eens een handvol mannendag-activiteiten vinden. En dat terwijl er rond Internationale Vrouwendag (8 maart) in het hele land bijeenkomsten zijn voor, over en door vrouwen. Van congressen over geweld tegen vrouwen tot trainingen voor alleenstaande moeders en van discussies over vrouwelijk leiderschap tot lezingen over internationale vrouwenrechten.

Ik vermoed dat de meeste mannen niet eens weten dat Internationale Mannendag bestaat. Ik ken hem zelf alleen dankzij de Britse komiek Richard Herring. Elke vrouwendag geeft hij op internet onvermoeibaar antwoord op iedereen die boos vraagt of er ook een Internationale Mannendag is: ‘Zeker, op 19 november!’ Herring merkte op dat mannendag GEWELDIG zou worden als alle mannen er net zo enthousiast reclame voor maakten als hij.

Wat zou een goed thema zijn voor een mannendagbijeenkomst? Ik kan zo wel wat dingen bedenken: Nederlandse mannen leven gemiddeld pakweg vier jaar korter dan vrouwen, jongens presteren tegenwoordig minder goed op school dan meisjes, 92% van de gedetineerden is een man en er overlijden tweemaal zoveel mannen als vrouwen door zelfdoding.

Mijn favoriete feminist Anne Ardon tipte me over een ander onderwerp: eenzaamheid. Ze verwees me naar het essay The Legion Lonely van Stephen Thomas. De 34-jarige auteur schrijft hierin openhartig over zijn eigen eenzaamheid: ‘Voor mijn werk ben ik zo’n 8 van de 168 uren in een week samen met andere mensen. De andere 160 uur ben ik meestal thuis. Het is niet ongewoon dat ik dagen achter elkaar geen enkel menselijk contact heb.’

Maar hij gaat dieper dan dat. Onderbouwd door een hele reeks wetenschappelijke studies, interviews en pijnlijke voorbeelden betoogt Thomas hoe eenzaamheid een groter probleem is voor mannen dan voor vrouwen. De cijfers geven hem gelijk: volgens het Centraal Bureau voor Statistiek voelen bijna 330.000 Nederlandse mannen zich eenzaam tegenover bijna 220.000 vrouwen. En zoals Thomas in zijn essay fijntjes opmerkt is dit misschien nog een onderschatting omdat mannen liever niet toegeven dat ze emotionele problemen hebben.

Eén van zijn interessantste observaties is dat mannenvriendschappen vaak gebaseerd zijn op een gezamenlijke activiteit, zoals samen sporten. Als die context wegvalt, dan verdwijnt ook de vriendschap. Mannenvriendschappen bieden in het algemeen minder intimiteit en steun dan vrouwenvriendschappen. Terwijl veel mannen dat eigenlijk wél graag zouden willen.

En daar komt Thomas bij het onderliggende probleem. Jongens krijgen al vroeg te horen dat ze niet te veel emoties mogen tonen, omdat dit niet mannelijk is. Thomas beschrijft dat hij zes was toen hij voor het laatst een vriend knuffelde. Ik moest ervan huilen en ik mag dat toegeven omdat ik een vrouw ben. Maar ik zou willen dat mannen dat ook mochten.

Beste mannen: misschien is het een idee om de volgende Internationale Mannendag toch eens wat meer te organiseren: Trainingen om eenzame mannen uit hun sociale isolement te halen, een congres over hoe we jongens leren dat emoties normaal zijn en een lezing over hoe mannen kunnen leren om kwetsbaar te zijn. Desnoods vragen jullie vrouwen om daarbij te helpen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

284.500.000.000 euro

Dinsdag verscheen de miljoenennota en dat was natuurlijk smullen voor iemand die van getallen houdt. Een totale begroting van 284.500.000.000 euro, 4,1 miljard inkomsten uit motorrijtuigenbelasting, een overschot van 7,8 miljard en 425 miljoen voor ‘koopkrachtreparatie kwetsbare groepen’. Heerlijk, al duizelde het zelfs mij al snel van al die miljoenen en miljarden.

Gelukkig vond ik op de website van de overheid een handige poster met een samenvatting van de miljoenennota én de bijbehorende docentenhandleiding. Daarin stonden fijne opdrachten voor in de klas. In de eerste opdracht moeten leerlingen een tijd bijhouden hoe zij geld verdienen en waaraan ze het uitgeven. Bij opdracht twee gaan ze hun eigen financieel overzicht vergelijken met de miljoenennota.

Eerst moest ik daarom lachen. Scholieren hebben over het algemeen geen tig miljard uit te geven, hebben zelden inkomsten uit motorrijtuigenbelasting en doen weinig aan koopkrachtreparatie. Maar toen bedacht ik dat zo’n vergelijking al die duizelingwekkende getallen een stuk tastbaarder maakt.

Voor mezelf maakte ik een vergelijking met iemand die 28.450 euro per jaar te besteden heeft. Dat is wat te hoog voor een scholier, maar het zit aardig in de buurt van een modaal netto jaarinkomen. Als je met dat bedrag een zelfde begroting maakt als de overheid, geef je € 27.670 uit en houd je daarmee 780 euro over. In dat perspectief klinkt het begrotingsoverschot van 7,8 miljard ineens iets minder indrukwekkend. Het komt neer op 65 euro per maand sparen als je elke maand meer dan tweeduizend euro hebt om uit te geven.

Nog veel interessanter wordt het als we naar de uitgaven kijken. Herinnert u zich de 425 miljoen ‘koopkrachtreparatie kwetsbare groepen’ nog? Dat is in deze vergelijking € 42,50 op die 28.450. Dat is dus een avondje uit eten met zijn tweeën qua kostenpost.

De grootste uitgave van de overheid is zorg met €8.040, bijna één derde van het totale bedrag. Als ik dit vergelijk met mijn eigen jaarbegroting, dan zijn mijn zorgkosten gelukkig een stuk lager, zelfs als het eigen risico omhoog gaat. Op twee van overheidsuitgaven staat sociale zekerheid en arbeidsmarkt met 7.900 euro. Met een fikse afstand volgt op nummer drie onderwijs, cultuur en wetenschap met 3.540 euro.

Ik begin te vermoeden dat de miljoenennota in niets te vergelijken is met mijn persoonlijke begroting. Mijn grootste uitgaven zijn de woonlasten, maar bij de miljoenennota komt de post wonen (samen met de rijksdienst) op slechts 390 euro. En het gaat natuurlijk ook nog eens over een heel ander soort woonlasten.

Wel krijg ik door mijn vergelijking veel meer gevoel bij de grote getallen die voorbij vliegen. Als ik hoor dat defensie 8,4 miljard krijgt, dan denk in eerste instantie: ‘Wat veel.’ Omdat een miljard nu eenmaal onvoorstelbaar veel geld is. Maar als ik besef dat het 840 euro zou zijn op een jaarbedrag van 28.450 euro, dan lijkt het ineens weer een vrij bescheiden bedrag.

Kortom, het lijkt me een prima idee als scholieren hun eigen financieel overzicht gaan vergelijken met de miljoenennota. Ten slotte nog één ding: is miljoenennota niet een wat gekke naam voor een nota die over honderden miljarden gaat? Het is alsof wij ons financieel overzicht voor die € 28.450 een dubbeltjesnota zouden noemen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant