In de nieuwe podcast aflevering van De Nieuwe Contrabas bespreekt Ionica samen met Hans van Willigenburg en Marika Keblusek de genomineerde boeken voor de Libris Literatuurprijs 2023. Hierbij weegt Marika mee of het boek tot haar hart heeft gesproken, geeft Hans een basale typering van elk van de zes boeken, en pikt Ionica er onverwachte missers en kwaliteiten uit. Tot slot wijst elk jurylid zijn of haar winnaar aan (die hopelijk net als vorig jaar de echte winnaar zal zijn).
De podcast aflevering van De Nieuwe Contrabas is hier te beluisteren.
Te vaak is wetenschapscommunicatie het etaleren van mooie resultaten in een gelikt filmpje, zien Ionica Smeets en Alex Verkade. Zij bepleiten een expertisecentrum dat kennis en kunde bundelt en verspreidt.
In onze maatschappij speelt wetenschap een grote rol. Alleen al vanuit democratisch oogpunt en vanuit het beginsel van gelijke kansen zouden wetenschappers daarom hun stinkende best moeten doen om iedereen te betrekken bij wetenschap. Om te zorgen dat mensen goede beslissingen kunnen nemen en om de wetenschappelijke verhalen die bij onze cultuur horen te delen. Bovendien kunnen grote uitdagingen als de klimaatcrisis alleen aangepakt worden in samenwerkingen tussen wetenschap en samenleving.
Daarvoor is goede wetenschapscommunicatie hard nodig. Wetenschapscommunicatie gaat over allerlei manieren waarop mensen buiten de wetenschap betrokken worden bij wetenschappelijk onderzoek. Er is wetenschapscommunicatie over alle stappen van het wetenschappelijk proces, van idee tot resultaat, en over alle soorten onderzoek. Wetenschapscommunicatie kan gaan over het delen van wetenschappelijke inzichten, bijvoorbeeld bij een lezing over quantummechanica. Over samen onderzoeksvragen bedenken en onderzoek uitvoeren, zoals in zogenoemde ‘citizen science’-projecten rond zwerfafval. Of over verschillende opvattingen over wat we met uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek zouden moeten doen, bijvoorbeeld bij een discussieavond over jeugdcriminaliteit.
We komen echter te vaak collega’s tegen die trots vertellen dat ze iets moois aan wetenschapscommunicatie hebben gedaan – maar vervolgens een gelikt filmpje laten zien dat bedoeld is om studenten te werven, of dat hun onderzoeksresultaten wel héél ronkend neerzet.
Illustratie door Megan de Vos
Een deel van de communicatie over wetenschap lijkt verdacht veel op marketing. Het is vooral éénzijdig zenden van informatie en weinig luisteren naar kennis vanuit de samenleving. Er is veel aandacht voor het etaleren van mooie resultaten en doorbraken, maar minder voor het delen van het proces van wetenschap.
En er wordt veel gepreekt voor eigen parochie: sommige mensen in de samenleving worden veel gemakkelijker en vaker betrokken bij wetenschap dan anderen, terwijl die anderen dat wel zouden willen. Verreweg de meeste burgers zijn namelijk niet ongeïnteresseerd of wantrouwend. Ze willen best iets met wetenschap, maar hebben geen idee hoe.
Natuurlijk gebeurt er ook veel moois. Vanuit hogescholen, universiteiten en andere kennisinstellingen, in wetenschapsmusea, door media en anderen. Maar te veel van deze activiteiten drijven op het enthousiasme van individuen en slagen eerder ondanks dan dankzij het huidige beleid. Mensen die het goed doen, krijgen daar weinig waardering voor.
Ook leeft op te veel plekken het impliciete idee dat je, als je eenmaal goed bent in het complexe doen van onderzoek, je als vanzelf ook goed zult zijn in het als eenvoudiger beschouwde communiceren erover. Wetenschapscommunicatie wordt binnen de wetenschap te vaak gezien als iets wat je als hobby doet, naast je echte werk. Er wordt weinig vooraf nagedacht over doelen, activiteiten worden zelden geëvalueerd en kennis op het gebied van communicatie wordt weinig gedeeld.
Kortom: er valt veel te verbeteren. Dat kun je het beste op landelijk niveau aanpakken, zoals verschillende landen om ons heen al doen. Het is daarom een goede zaak dat minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) vorig jaar aankondigde dat Nederland een nationaal centrum voor wetenschapscommunicatie krijgt. Hij vroeg ons om dit centrum op te zetten en een plan van aanpak te schrijven. Dat advies is deze woensdag gepresenteerd.
Nationaal Expertisecentrum
We hebben besloten om de term wetenschapscommunicatie te vermijden in de naam: Nationaal Expertisecentrum Wetenschap & Samenleving. Daarmee leggen we de nadruk op waar het om moet gaan: wetenschap én samenleving.
Dit nieuwe, kleine centrum moet als een katalysator de Nederlandse wetenschapscommunicatie verbeteren. Door te zorgen dat bestaande kennis over communicatie gedeeld en gebruikt wordt, door mensen die aan wetenschapscommunicatie doen te koppelen aan mensen die weten hoe je dat goed doet en door te zorgen dat wetenschapscommunicatie ruimte en erkenning krijgt binnen het werk van de wetenschap.
Het centrum gaat zelf geen wetenschapscommunicatieprojecten opzetten of financieren, zulke rolvermenging leidt al snel tot problemen. Het is cruciaal dat het centrum een onafhankelijke organisatie wordt, zodat het los kan staan van politieke invloed en belangen van bestaande instituten.
We beseffen goed dat dit centrum de relatie tussen wetenschap en samenleving niet zonder meer zal veranderen in een verhaal van louter eenhoorns en regenbogen. Maar wij geloven dat goede communicatie tussen wetenschap en samenleving essentieel is voor onze toekomst. En dat dit centrum nodig is om daar samen met de wetenschap aan te blijven werken.
In oktober 2022 startten Ionica Smeets en Alex Verkade als kwartiermakers voor het nieuwe nationale centrum voor wetenschapscommunicatie. In de voorbije maanden hebben zij het plan van aanpak voor het Nationaal Expertisecentrum voor Wetenschap & Samenleving (NEWS) uitgewerkt. Hierin leggen Alex en Ionica uit waarom het centrum noodzakelijk is, wat er beter zou kunnen in de huidige wetenschapscommunicatie, en op welke manier het centrum de wetenschap en samenleving beter kan verbinden. Minister Dijkgraaf van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft aan de Tweede Kamer bekend gemaakt het advies te omarmen. Hiermee is officieel dat het centrum opgericht gaat worden.
Alex & Ionica overhandigen het plan van aanpak aan minister Dijkgraaf – Fotograaf: Roy BorghoutsIllustratie door Megan de Vos
In hun plan van aanpak bepleiten Alex en Ionica dat Nationaal Expertisecentrum Wetenschap & Samenleving moet werken als een katalysator in het bestaande veld. De missie van het centrum is om de wetenschap en samenleving met elkaar te verbinden door betere wetenschapscommunicatie. Het centrum zal streven naar een breder bereik in de samenleving, meer interactie en gelijkwaardige dialoog naast het zenden van informatie, meer aandacht voor methode en proces van wetenschap naast resultaten en meer doelmatigheid en impact van activiteiten. Zie ook het opiniestuk dat Alex en Ionica schreven voor NRC.
Het Nationaal Expertisecentrum voor Wetenschap & Samenleving wordt een onafhankelijke stichting en zal naar verwachting dit najaar van start gaan.
De aanwezigen bij de uitreiking van het Plan van Aanpak tijdens een sessie op de PCST Network-conferentie in Rotterdam – Fotograaf: Roy Borghouts
Mijn spreekbeurt gaat over het boek Vandaag houd ik mijn spreekbeurt over de anaconda van Bibi Dumon Tak. In dit boek geven dieren spreekbeurten over andere dieren. Ik koos dit boek omdat ik erg van dieren houd en omdat je veel van dit boek leert. Oh, en ook omdat het grappig is.
Zo houdt de gewone poetsvis een spreekbeurt over haaien, maar vertelt daarin vooral heel veel over poetsvissen. Zij halen bijvoorbeeld restjes eten weg tussen de tanden van haaien. En ze eten wondvocht en dode stukjes huid van gewonde haaien. Nóóit bijten ze haaien in hun kont zoals de valse poetsvis wel doet. Maar dat is dus helemaal geen echte poetsvis, vertelt de gewone poetsvis.
De zebra houdt een spreekbeurt over alle dieren die puur zwart-wit zijn, zoals de zebra zelf. Daarbij zijn de regels heel streng: een dier mag echt alleen zwart en wit zijn, dus de zebravlinder doet niet mee omdat hij heel kleine rode puntjes op zijn vleugels heeft. Kijk hier zie je een foto en daar zie je dus die puntjes. Er zijn volgens de zebra behalve de zebra nog zes andere soorten die helemaal zwart-wit zijn. Kunnen jullie ze raden?
Het goede antwoord is: de das, de orka, de panda, het stinkdier, de Maleise tapir en de oostelijke franjeaap. De zebra vertelt dat de zwart-witte dieren elkaar bijna nooit in het wild tegenkomen, omdat ze allemaal op een andere plek wonen. De hermelijn is boos dat hij niet op het lijstje staat, hij is ook helemaal wit met een zwarte staart. Maar de zebra is streng, want in het voorjaar kleurt de hermelijn weer bruin. Maar wie denkt nog een zwart-wit dier te kennen, mag een bewijsfoto mailen naar equus@quagga.za.
De dieren in het boek maken vaak een beetje ruzie met elkaar. Net als bij ons in de klas eigenlijk. Maar ze helpen elkaar ook, bijvoorbeeld als de heremietkreeft het heel spannend vindt om een spreekbeurt te geven. Ook dat is eigenlijk net als bij ons in de klas.
Mijn moeder zegt dat dit ‘antropomorfisme’ heet. Dat woord moest ik opzoeken op Wikipedia en het betekent dat je dieren (of zelfs dingen) laat zien alsof het mensen zijn met allerlei menselijke eigenschappen. Dat doen mensen heel vaak met dieren. Kijk maar eens naar dieren in prentenboeken, daar zie je bijvoorbeeld een merel met een net jasje of een nijlpaard dat op de wc een boekje zit te lezen. Mijn moeder zegt dat dit aan de ene kant stom is: alsof dieren alleen maar leuk zijn als ze op mensen lijkt, maar dat antropomorfisme tegelijk ook een slimme manier is om mensen meer over dieren te leren. Bibi Dumon Tak is dus niet de eerste die dit zo doet. Zo is er bijvoorbeeld ook de podcast Groene Oren van Staatsbosbeheer waarin dieren én planten hun eigen verhaal vertellen. Mijn moeder heeft ook een boek Dr. Tatjana weet raad. waarin dieren liefdesadvies vragen aan seksexpert dr. Tatjana, maar ze zei dat ik dat pas mocht lezen als ik wat ouder ben.
Dit was mijn spreekbeurt. Zijn er nog vragen?
Deze column verscheen op 20 januari 2023 in de Volkskrant.
Dit jaar mocht ik een diesoratie geven bij de 448ste verjaardag van de Universiteit Leiden. Dit is hoe de universiteit mijn oratie beschreef:
Hoe zorgen we dat wetenschap van waarde is voor de samenleving? Volgens hoogleraar Ionica Smeets is wetenschapscommunicatie daarvoor cruciaal, zo zei ze in haar diesoratie. Aan de manier waarop wetenschappers hun kennis naar buiten uitdragen, kan nog volgens haar nog veel verbeterd worden.
Mijn volledige diesrede kunt u hier in het Nederlands lezen.
Op de website van Universiteit Leiden kunt u de gehele 448ste Dies Natalis terugkijken.
Een opgefriste routebeschrijving en vernieuwde teksten en vragen. De Leidse wiskundewandeling is na zes jaar weer in een nieuw jasje gestoken. Van middelbare scholieren tot wiskundigen: iedereen kan de route weer naar hartenlust doorlopen.
De tocht is voor iedere wiskundeliefhebber te bewandelen. ‘Het is gebaseerd op het lesprogramma van middelbare scholieren, maar voor een bredere doelgroep toegankelijk. Zo lopen we langs historische hoogtepunten van Leiden, en onderweg maken we puzzels en denken na over wiskunde vraagstukken,’ vertelt Francien Bossema, oud-student Science Communication & Society. Ze ontwikkelde de route samen met mede-alumni Charlotte Zwetsloot en onderzoeker Ionica Smeets.
Ionica Smeets (links) en Francien Bossema (rechts) tijdens een testwandeling.
Maak je eigen wiskundewandeling
Naast een wiskundige gids door Leiden, schreef het drietal ook een hoofdstuk in het boek Handbook of Mathematical Science Communication, wat onlangs gepubliceerd is. Daarin beschrijven ze hoe de wiskundewandeling tot stand kwam. ‘We laten bijvoorbeeld zien hoe we hebben geprobeerd de wandeling voor een breder publiek aantrekkelijk te maken. En hoe we de feedback van scholieren en docenten hebben verwerkt’, aldus Bossema. Daarnaast biedt het handboek richtlijnen voor het ontwikkelen van een wiskundewandeling. ‘Met deze tips kan iedereen zelf aan de slag!’
Zelf wandelen of ontwikkelen
Wandel de route, of bestel het boek om meer over de achtergrond van de wandeling te weten te komen.
Wat zijn de regels waaraan een goede detectiveroman moet voldoen? Auteur S.S. van Dine maakt in 1928 een lijst met twintig regels. Bijvoorbeeld: ‘De detective mag nooit de dader zijn’ en ‘Er mag maar één dader zijn, hoeveel moorden er ook worden gepleegd.’ Er bestaan allerlei varianten hierop, maar dit soort regels willen er doorgaans voor zorgen dat een mysterie ‘eerlijk’ is en dat de lezer alle informatie krijgt die nodig is om zelf de oplossing te vinden. Maar voor elk van dit soort regels bestaat er minstens één heerlijke detective die hem breekt.
Wiskundige en schrijver Alex Pavesi kwam op het lumineuze idee om alle mogelijke varianten van detectiveverhalen te beschrijven met een wiskundige structuur. In het vorig jaar verschenen Eight detectives (vertaald als Het achtste boek) voert hij Grant McAllister op. Een fictieve wiskundige die in de jaren dertig de detective-structuur ontleedde én gebruikte om een verhalenbundel met zeven verschillende varianten van een detectiveverhaal te schrijven. Jaren later zoekt eindredacteur Julia Hart hem op, ze wil die bundel opnieuw uitgeven. Eight detectives wisselt gesprekken tussen Hart en McAllister af met de zeven korte verhalen die elk een andere detective-variant demonstreren.
McAllister beschrijft de vier ingrediënten van een moordmysterie (we komen er zo op waarom hij liever niet de term detectiveverhaal gebruikt) en de eisen waaraan ze moeten voldoen. Je hebt als eerste een groep verdachten nodig. Je wilt minstens twee verdachten om het voor de lezer een mysterie te laten zijn maar er is in principe geen maximum aan het aantal mogelijke verdachten.
Het tweede ingrediënt zijn één of meer slachtoffers. Er moet minstens één moord zijn om op te lossen. Het derde ingrediënt is een detective, of een groep detectives. Maar McAllister beschouwt de detective niet als strikt noodzakelijk, je kunt een geweldig moordmysterie schrijven waar helemaal geen detective inzit. Vandaar zijn voorkeur voor de term moordmysterie boven detectiveverhaal. Het laatste, en nogal cruciale ingrediënt, zijn de dader of daders. Hiervan wil je er minstens één hebben, maar het kunnen er ook een heleboel zijn (jammer, Van Dine). De enige voorwaarde is dat dader(s) een deelverzameling vormt van verdachten.
Elke bestaande detective is met deze vier ingrediënten te classificeren. Je kunt een verhaal hebben waarin de detective de dader is (alweer jammer voor Van Dine) of een verhaal waarin het slachtoffer een verdachte is. Je kunt vier verdachten hebben die allemaal de dader zijn. Je kunt zelfs een verhaal hebben waarbij de slachtoffers, detectives, verdachten en daders precies dezelfde personen zijn. Het is vermakelijk hoe Pavesi in zijn korte verhalen speelt met deze mogelijkheden.
Het mooiste aan alle theorie in Eight detectives, vond ik dat Pavesi de vloer aanveegt met het idee dat je als lezer de dader kunt aanwijzen als je maar alle aanwijzingen hebt gekregen. In een goed moordmysterie zijn alle verdachten netjes gepresenteerd, elk van hen is schuldig of niet en er zijn daarmee eindig veel mogelijke oplossingen. Maar de grote truc is dat de schrijver vervolgens een oplossing kiest die keurig past, maar die je als lezer níet had verwacht. Dat is een troost voor wie zoals ik de ontknoping van Pavesi’s boek totaal niet had zien aankomen.
Deze column verscheen op 18 maart 2022 in de Volkskrant.
Lezeres Pauline Schröder mailde me een heerlijk rekenprobleem. Het team waarin zij werkt bestaat uit vier collega’s (inclusief zijzelf). Bij een verjaardag gaan ze samen ergens eten, waarbij de jarige kosteloos mee mag. Vorige week was er weer zo’n etentje, alleen werden er deze keer twee verjaardagen tegelijk gevierd. Bij het afrekenen ontstond er enige verwarring, want de teamleden bleken op twee verschillende manieren uit te rekenen wat iedereen moest betalen. Het totale bedrag was 84 euro. Wat lijkt u de eerlijkste manier om de rekening te verdelen tussen de jarigen en de niet-jarigen?
Schröder dacht dat het een simpele som was: ‘De jarigen betalen elk zeven euro (één derde deel van de lunch van de jarige collega, want de eigen lunch is het cadeautje) en de niet-jarigen betalen elk 35 euro (hun eigen lunch + twee maal één derde verjaardagscadeau).’
Tot haar verbazing kwam een collega op iets anders uit: 14 euro voor de jarigen en 28 euro voor de niet-jarigen. Dit komt neer op het etentje splitsen in twee denkbeeldige losse etentjes van 42 euro voor elk van de twee jarigen. Per etentje deel je de kosten door drie: 14 euro per persoon. De niet-jarigen betalen mee aan twee van die etentjes en komen zo op 28 euro, de jarigen betalen alleen mee aan het etentje voor de andere jarige en betalen dus 14 euro.
Zelf zou ik het net als Schröder hebben uitgerekend, maar die tweede berekening klinkt ook logisch. Hoe kon het dat er twee verschillende antwoorden mogelijk leken? Ik besloot aan anderen te vragen hoe zij dit zouden doen. Een kleine niet-representatieve steekproef op Mastodon en onder mensen die ik de afgelopen week tegenkwam laat een zelfde verdeeldheid zien als in het team van Schröder. Of eigenlijk is het nog erger: 40% kwam op 14 euro voor de jarigen, 30% op 7 euro voor de jarigen en nog eens 30% kwam op nog iets anders, waarbij ik werkelijk de meest ingenieuze berekeningen voorbij zag komen.
Maar wat is nu het goede antwoord? Taaljournalist Gaston Dorren en wetenschapsfilosoof Sylvia Wenmackers overtuigden me ervan dat het ‘eerlijkste’ antwoord de 35/7 verdeling is die Schröder bedacht. Kijk daarvoor naar het totaal van een jaar, aannemend dat er steeds etentjes van 84 euro worden gehouden. Bij de verjaardag van het eerste teamlid A betalen B, C en D elk 28 euro. Bij de verjaardag van B idem, maar nu betalen A, C en D ieder dat bedrag. Daarna vieren C en D samen hun verjaardagen en betalen A en B elk 35 euro en C en D 7 euro. Als je het optelt, dan heeft iedereen aan het eind van het jaar 63 euro betaald: eerlijker kan niet.
Of nuja, eerlijker kan niet, áls je wilt dat iedereen precies hetzelfde betaalt. Iemand mopperde dat dit wel een héél Hollands en knieperig rekenprobleem was: konden die niet-jarigen niet gewoon trakteren? Daarom een tip die mijn familieleden graag toepassen: degene die het geld kan missen, sluipt tijdens de koffie weg – zogenaamd om naar de wc te gaan, maar betaalt dan stiekem voor iedereen. Niet eerlijk, maar wel heel sfeerverhogend.
Deze column verscheen op 25 november 2022 in de Volkskrant.