Tag: media

Mijn inzicht van 2020: je doet het altijd fout als wetenschapper in een talkshow

Presentator: ‘Vanavond een debat tussen hoogleraar wetenschapscommunicatie Smeets, die vindt dat wetenschappers niet zo vaak moeten aanschuiven in talkshows, en Volkskrant-columnist Ionica die juist denkt dat wetenschappers zich méér in het publiek debat moeten mengen. Goedenavond!’

Smeets: ‘Mag ik beginnen met zeggen dat ik het nogal ongemakkelijk vind om hier te zitten? Als wetenschapper heb ik het liever niet over mijn mening en ik denk dat collega’s daar ook voorzichtig mee moeten zijn. Je kunt je als expert veel beter houden bij het geven van zo goed mogelijke informatie en eerlijk aangeven welke dingen je níét weet.’

Ionica: ‘Ha, jij zou vanuit jouw vakgebied toch moeten weten dat feiten geven nou niet de meest effectieve communicatiestrategie is. Dat werd dit jaar duidelijker dan ooit met alle onzin die rondging over corona. Je komt in een talkshow niet ver met die eerlijkheid en nuances van jou. Zeker niet als je tegenover zelfverklaarde deskundigen zit die 100 procent zeker weten dat hun flauwekultheorie klopt. En daarvoor alle ruimte krijgen van de presentator.’

Presentator: ‘Ho ho, hou mij erbuiten graag. Ik stel alleen de vragen. Professor Smeets, het is dus uw schuld dat het zo misgaat?’

Smeets: ‘Wat? Kom nou, zeg. Wij wetenschappers moeten dingen onderzoeken en ons werk zo goed mogelijk uitleggen. Maar we weten ook heel veel niet. In talkshows als deze stelt de presentator soms de raarste vragen aan wetenschappers – alsof ze een soort orakels zijn. Het is gevaarlijk om dan maar een beetje mee te kletsen, dan kun je beter je mond houden.’

Ionica: ‘O, dus werkelijk iedereen mag zich in zo’n debat mengen, behalve wetenschappers? Dat zijn toch ook gewoon mensen met gevoelens en ideeën over hoe de samenleving zou moeten zijn?’

Smeets: ‘Natuurlijk, maar als ik als hoogleraar bij een talkshow zit, dan lijkt het alsof ik namens de wetenschap praat, ook als ik mijn mening geef over iets waarvan ik net zoveel weet als de gemiddelde kijker. Als ik dan spontaan iets zeg dat niet helemaal klopt, dan denken mensen daarna dat die wetenschappers niet te vertrouwen zijn. Bovendien hebben tv-programma’s het liefst twee gasten die het met elkaar oneens zijn, ook al is in werkelijkheid 95 procent van de mensen het met elkaar eens.’

Presentator: ‘Ja, nou wordt-ie helemaal mooi. Alsof het mijn schuld is! Het zou nogal een saai gesprek worden als er hier twee mensen zaten die het de hele tijd met elkaar eens waren. Dit is verdorie geen column.’

Ionica: ‘Maar professor Smeets heeft wel gelijk, ze kan het eigenlijk nooit goed doen.’

Smeets: ‘Dat was precies mijn inzicht van 2020: je doet het altijd fout als wetenschapper in een talkshow. Als je inzet op informeren, sta je machteloos. Maar ga je verder dan informeren en geef je daarbij een mening, dan doet dat afbreuk aan je geloofwaardigheid.’

Ionica: ‘Ha, dan zijn wij het dus tóch met elkaar eens. Al vind ik dat je desondanks als wetenschapper toch gewoon in talkshows moet aanschuiven. Want als je níét gaat, is het nog slechter voor het debat.’

Smeets: ‘Ja, dat ben ik denk ik wel met je eens.’

Presentator: ‘Mooi! We gaan zo door naar Peter R. de Vries. Maar nog even, professor Smeets, wat vindt u nu eigenlijk van de Deventer moordzaak?’

Deze column verscheen op 23 december 2020 in de Volkskrant.

Ionica Smeets in bestuur Leids Mediafonds

Het Leids Mediafonds wil de kwaliteitsjournalistiek helpen bevorderen om zo inwoners, instellingen en bedrijven in de Leidse regio beter te informeren over wat er speelt in de stad Leiden en directe omgeving.

Van oudsher spelen de media als waakhond van de democratie een belangrijke rol bij deze informatievoorziening. De gemeente Leiden heeft geconstateerd dat de kwaliteit en kwantiteit van het (traditionele) lokale media-aanbod in de Leidse regio de afgelopen jaren is afgenomen: redacties van lokale media staan onder druk van bezuinigingen en kunnen daardoor te weinig tijd besteden aan onderzoeksjournalistiek en verdieping. De pers is daardoor minder goed in staat helder en kritisch te informeren over college- en raadsbesluiten, over het gemeentelijke beleid en uitvoering van projecten, maar ook over andere relevante ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen. De gemeente Leiden heeft daarom -na zorgvuldig onderzoek- besloten ter versterking van de onderzoeksjournalistiek een Leids Mediafonds op te richten.

Het bestuur van het Leids Mediafonds bestaat uit vijf onafhankelijke leden die op grond van hun ervaring in de journalistiek en communicatie zijn benoemd. Van links naar rechts: Milja de Zwart, René Roodheuvel, Bob Nieman (voorzitter), Ionica Smeets (secretaris), Rick van Dijk (penningmeester).

Ga naar de site van het Leids mediafonds

10% neerslagkans

Volgens het KNMI was de neerslagkans 10%, dus liet ik mijn paraplu thuis. Toen ik een paar uur later doorweekt door de regen sjokte, dacht ik aan hoe neerslagkans gedefinieerd is. En hoe ik er in de praktijk weinig aan had dat ik in theorie wist hoe het zat.

Wat denkt u dat 10% neerslagkans betekent? Ik vraag dit regelmatig aan vrienden (oh mensen, het is heerlijk om een avond uit te gaan met mij) en de meeste mensen gokken dat het iets te maken heeft met hoe lang er neerslag valt en op hoeveel plaatsen er buien zijn.

Dat klopt gedeeltelijk. Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut definieert dit percentage als de kans dat iemand op een willekeurige vaste plek in Nederland op een dag neerslag krijgt. Waarbij een dag van middernacht tot de volgende middernacht duurt en neerslag pas telt als er minstens 0,3 millimeter valt.

In deze definitie speelt de lengte van de bui geen rol. Een hoosbui van tien minuten telt net zo zwaar als urenlange regen – zolang er binnen vierentwintig uur maar minstens 0,3 millimeter neerslag valt. De definitie maakt ook geen onderscheid tussen een millimeter regen ofa tien centimeter sneeuw, terwijl dat in de praktijk nogal veel uitmaakt.

De definitie houdt wél rekening met op hoeveel plaatsen er neerslag valt, door te werken met die ‘willekeurige vaste plek in Nederland.’ Als het in een kwart van Nederland regent en verder overal droog is, dan is de neerslagkans voor heel Nederland 25%.

Voor wie zich nu nog afvraagt wat het überhaupt betekent dat er 25% kans is op ‘het een of ander’: dat betekent dat als je 100 resultaten bekijkt, je verwacht dat er 25 keer ‘het een of ander’ gebeurt. In dit geval: als je honderd dagen neemt waarop het weerbericht 25% neerslagkans voorspelde en dan een willekeurige plaats in Nederland aanwijst, dan zou je daar op 25 dagen minstens die 0,3 millimeter neerslag verwachten.

Het aardige is dat je dit bij weersvoorspellingen heel goed kunt controleren. Er wordt in tientallen plaatsen gemeten hoeveel neerslag er valt. Statisticus Nate Silver beschrijft in zijn boek The signal and the noise hoe je bij dat soort terugblikken grote verschillen ziet tussen verschillende weersvoorspellingen. Overheidsinstituten, zoals het KNMI, zijn in het algemeen nauwkeurig, maar sommige andere voorspellers blijken neerslagkansen stelselmatig verkeerd te presenteren.

Nate Silver noemt het het slechtst-bewaarde-geheim van de weerindustrie dat veel commerciële weerberichten de regenkans bewust te hoog voorspellen. Als het Amerikaanse Weather Channel bijvoorbeeld voorspelde dat er 20% kans op regen was, regende het maar 5% van de keren. Bij hogere neerslagkansen waren hun voorspellingen wel betrouwbaar. Maar bij lokale omroepen was het effect nog veel sterker. Als zij waarschuwden voor 100% neerslagkans, dan regende het minder dan 70% van de tijd. De reden voor deze overdrijving: deze weersvoorspellers vinden blije kijkers belangrijker dan een nauwkeurige voorspelling.

Want wie zoals ik natregent op een dag waar slechts 10% neerslagkans was voorspeld, is chagrijnig. Terwijl het een meevaller is als je regen verwacht, maar toch je je paraplu niet nodig hebt. Dus misschien kijk ik voortaan toch maar even naar de lokale omroep voor ik naar buiten ga.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant