Auteur: Stefanie Brackenhoff

Paper Expert Quotes and Exaggeration in Health News: a Retrospective Quantative Content Analysis

Bossema, F.G., Burger, P., Bratton, L., Challenger, A., Adams, R.C., Sumner, P., Schat, J., Numans, M.E., Smeets, I. (2019). Expert quotes and exaggeration in health news: a retrospective quantitative content analysis. Wellcome Open Research 4, 56. doi: 10.12688/wellcomeopenres.15147.1

Background

This research is an investigation into the role of expert quotes in health news, specifically whether news articles containing a quote from an independent expert are less often exaggerated than articles without such a quote.

Methods

Retrospective quantitative content analysis of journal articles, press releases, and associated news articles was performed. The investigated sample are press releases on peer-reviewed health research and the associated research articles and news stories. Our sample consisted of 462 press releases and 668 news articles from the UK (2011) and 129 press releases and 185 news articles from The Netherlands (2015). We hand-coded all journal articles, press releases and news articles for correlational claims, using a well-tested codebook. The main outcome measures are types of sources that were quoted and exaggeration of correlational claims. We used counts, 2×2 tables and odds ratios to assess the relationship between presence of quotes and exaggeration of the causal claim.

Results

Overall, 99.1% of the UK press releases and 84.5% of the Dutch press releases contain at least one quote. For the associated news articles these percentages are: 88.6% in the UK and 69.7% in the Netherlands. Authors of the study are most often quoted and only 7.5% of UK and 7.0% of Dutch news articles contained a new quote by an expert source, i.e. one not provided by the press release. The relative odds that an article without an external expert quote contains an exaggeration of causality is 2.6.

Conclusions

The number of articles containing a quote from an independent expert is low, but articles that cite an external expert do contain less exaggeration.

[link] [PDF]

0,8%

De zon scheen, de magnolia’s bloeiden en in de sloot zwom een meerkoet naast een waterhoen. Wat een geluk dat ik die samen zag, want nu kon ik vrolijk melden dat ik een meerkoet en een waterhoen tegenkwam, terwijl ik die twee watervogels nooit uit elkaar kan houden. Toen ik hier een grapje over maakte op Twitter, bleken allerlei mensen hetzelfde probleem te hebben (‘Het zijn net Nick en Simon.’).

Die mensen bleken dan weer allemaal handige ezelsbruggetjes te hebben bedacht hiervoor. Zoals: de meerKOEt is zwart met wit, net als een koe en de waterHOEN heeft het rood van een haan. Iemand anders dacht bij de witte vlek aan kauwgom, dus moest het de meerkoet met de k van kauwgom zijn. Sommige geheugensteuntjes gebruikten een vreemde logica: ’Bij de vogel met het wit op de kop, zit er géén w in de naam.’ Of nog gekker: ‘De vogel met de witte bles heet in het Duits ‘Blässhuhn’ en dat is natuurlijk de meerkoet.’

Ontroerend dat allerlei mensen trucjes verzinnen om de namen van deze vogels te onthouden. Mijn promovendus Michiel Hooykaas doet onderzoek naar soortenkennis en hoe je daarover communiceert. Vorig jaar trok hij langs basisscholen om te kijken of kinderen gangbare Nederlandse dieren herkennen. Daarbij liet hij ruim 600 kinderen een waterhoen zien en slechts een schamele 0,8% wist de juiste naam te noemen. Sommige kinderen gokten op ‘koekoek’, ‘kalkoen’ of ‘waterkoe’. Michiel heeft iets te doen de komende jaren.

Kinderen herkennen exotische dieren als een giraffe makkelijker dan de ekster die op hun eigen schoolplein zit. Sterker nog, ze weten vaak zelfs meer over fantasiedieren. In 2002 lieten onderzoekers aan Britse scholieren plaatjes zien van dieren uit hun eigen omgeving, zoals een haas of een kever, en Pokémon-plaatjes met bijvoorbeeld Pikachu of Bulbasaur. Achtjarigen herkenden bijna 80% van de fictieve Pokémon-dieren en minder dan de helft van de echte dieren. De conclusie was dat natuurbeschermers heel wat kunnen leren van Pokémon.

Want je gaat meer houden van dingen die je kent en waarover je allerlei leuke feitjes weet. Ik denk nog vaak aan een column die Bas Haring pakweg tien jaar geleden schreef over ene Martin wiens prachtige uitzicht verpest werd door een stel elektriciteitsmasten pal voor zijn huis. Eerst baalde Martin daarvan, want hij zag liever bomen dan die stomme metalen masten. Maar toen deed Martin iets geniaals: hij besloot zich te verdiepen in elektriciteitsmasten, op zoek naar een zelfde schoonheid die hij wel herkende in bomen. Hij leerde dat er allemaal vormen en soorten masten bestonden. Zijn ergernis over de masten voor zijn raam verdween, hij zag er nu inderdaad een zekere schoonheid in. Als ik in het buitenland langs een gekke elektriciteitsmast rijd, dan denk ik altijd even aan die Martin en hoe hij daar vast iets leuks over zou weten.

Bas Haring concludeerde dat we iets kunnen leren van Martin: schoonheid ontdekken in allerlei gewone dingen door ons erin te verdiepen. Ik verheug me al op de volgende keer dat ik een meerkoet of een waterhoen zie zwemmen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Inmiddels is de studie van Michiel Hooykaas gepubliceerd en hier te vinden.

Twee klassen getallen

Een lezer vroeg of ik eens een column kon schrijven met mijn mening over Baudet. Nu houd ik zelf juist zo van het wetenschapskatern omdat je daarin eens níet allerlei meningen leest, maar de lezer is natuurlijk altijd de baas. Dus daarom een column over Baudet met aan het eind mijn mening.

Omdat de vraag niet zo specifiek was, gaat deze column over Han Baudet, de overgrootvader van politicus Thierry Baudet. Deze wiskundige leefde van 1891 tot 1921 en de jong gestorven wetenschapper liet het ‘Vermoeden van Baudet’ na.

Dit vermoeden gaat over de natuurlijke getallen (1, 2, 3, 4, enzovoorts) en rekenkundige rijtjes. Dat zijn rijtjes getallen waarin het verschil tussen twee opeenvolgende getallen steeds hetzelfde is. Bijvoorbeeld 2, 4, 6, 8, 10 of 3, 7, 11, 15. Kortom: het soort rijtje dat je op makkelijke IQ-testen moeten aanvullen met het volgende getal.

Het Vermoeden van Baudet luidt als volgt: “Als m een natuurlijk getal is en de verzameling der natuurlijke getallen wordt in twee klassen verdeeld, dan bevat één van die klassen een rekenkundig rijtje van lengte m.” Oké. Wat betekent dat? Als je al die oneindige natuurlijke getallen in twee aparte groepen verdeelt, dan zit er in één van die groepen een rekenkundig rijtje van een willekeurige lengte (dat is die m en je mag daarvoor alles kiezen, je kunt 3 nemen of 1729 of een triljoen).

Om hier een gevoel voor te krijgen is het goed om te kijken naar een iets kleiner voorbeeld (oneindig veel getallen uitschrijven is altijd zo’n gedoe). Probeer maar eens om de getallen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 in twee groepen te verdelen zodat er in géén van die groepen een rekenkundig rijtje van lengte drie zit.

Dit zal niet lukken. Het bewijs past niet in deze column (de kantlijn is weer eens te klein), maar het is een kwestie van gevallen uitsplitsen. Als je bijvoorbeeld 3 en 5 in de eerste groep stopt, dan moet 1 in de andere groep zitten (want anders krijg je het rijtje 1, 3, 5) en ook 4 en 7 moeten in de tweede groep zitten als je rekenkundige rijtjes in de eerste groep wilt vermijden. Maar dan belanden 1, 4 en 7 in de tweede groep en dat is zelf een rekenkundig rijtje. Zo kun je nog veel meer gevallen uitsluiten, net zolang tot je ziet dat het nóóit lukt en je altijd met een rekenkundig rijtje eindigt.

En als je die oneindig veel natuurlijke getallen in twee groepen verdeelt, zal één van die groepen willekeurig lange rekenkundige rijtjes bevatten. Het Vermoeden van Baudet is in 1927 bewezen en het heet nu in een iets andere vorm de Stelling van Van der Waerden (u mag raden wie het bewezen heeft). In een artikel uit 2007 beschrijft K.P. Hart hoeveel invloed deze stelling heeft gehad, nog steeds blijft hij opduiken in allerlei andere bewijzen.

En dan ten slotte, zoals beloofd, mijn mening: ik ben er niet voor om de natuurlijke getallen in twee klassen te verdelen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Juryvoorzitter Libris Literatuur Prijs

Ionica Smeets, hoogleraar wetenschapscommunicatie, Universiteit Leiden is benoemd tot voorzitter van de jury van de Libris Literatuur Prijs 2020. Zij maakt in mei 2020 tijdens het traditionele galadiner in Amsterdam bekend welke roman de opvolger wordt van De goede zoon van Rob van Essen.

De vakjury bestaat verder uit:

  • Dirk-Jan Arensman, literair recensent van Het Parool en de VPRO Gids;
  • Bo van Houwelingen, literair criticus van de Volkskrant;
  • Christine Otten, schrijver en theatermaker;
  • Ronald Soetaert, emeritus hoogleraar Cultuur & Educatie, Universiteit Gent.

Op 3 februari 2020 wordt een longlist met 18 titels gepubliceerd, gevolgd door zes nominaties voorafgaand aan de Boekenweek in maart, waarna tot slot de prijswinnaar bekend wordt gemaakt op 11 mei tijdens een galadiner in Amsterdam, live in Nieuwsuur NPO2. Op deze website is het traject te volgen.

Meer informatie op de site van de Libris Literatuur Prijs.

18 dingen waarvan ik vrolijk werd in 2018

1. Hoe toen de treinen waren gestrand allerlei mensen elkaar thuisbrachten met #stormpoolen. Zo belandde ik op weg van Utrecht naar Leiden in een auto met twee onbekenden die allerlei vrienden van mij bleken te kennen via, jawel, sterrenkunde-zomerkampen.
2. Collega’s die meedachten over mijn onderzoek, constructief commentaar gaven op mijn artikel en daarna zeiden dat dit normaal was en dat hun naam heus niet bij de auteurs hoefde.
3. The Good Place op Netflix. Het was even inkomen, maar daarna werd het hardop lachen.
4. Dat ik bij bij een lezing over wetenschapscommunicatie aangevallen werd door een stuurse wiskundestudent die mopperde dat het tijdverspilling is om wiskundige ideeën te delen met het algemeen publiek. En dat toen topwiskundige Ingrid Daubechies in de zaal bleek te zitten en opstond om hem de les te lezen en uit te leggen hoe belangrijk wetenschapscommunicatie is.
5. Die middag dat er op het verder lege terras van Five Guys precies vijf mannen aan een tafeltje zaten.
6. Hoe ik dankzij DJ St Paul een uurtje mijn lievelingsmuziek mocht draaien op Best Kept Secret en dat toen iedereen los ging op Campus van Vampire Weekend.
7. Dat de Technische Universiteit Delft me uitriep tot alumnus van het jaar 2018, terwijl ik toch niet het prototype ingenieur ben. En hoe mijn vader, die óók ingenieur is, stralend van trots vooraan zat bij de prijsuitreiking.
8. Less van Andrew Sean Greer, ongetwijfeld de vrolijkste Pulitzerprijswinnende roman in jaren.
9. De drie tellen waarin ik eindelijk rechtop stond op mijn surfbord nadat ik voor het tweede jaar lessen golfsurfen volgde.
10. Dat ik totaal onverwacht in de Donald Duck stond – als Pionica Smeets met een kekke toga en een mopsneus. Deze voorzitster van de Duckstadse Algebra-Ver1niging organiseerde een wiskundewedstrijd waar half Duckstad aan meedeed. Guus Geluk won vanzelfsprekend.
11. Hoe mijn zoon vervolgens totáál niet onder de indruk was toen hij die week zijn Donald Duck las: ‘Jaja, het drie-deuren-probleem, daar heb je het zo vaak over, mama. Oh kijk, een leuk verhaal over Willy Wortel.’
12. Dat er zoals elk collegejaar weer een nieuwe lading studenten de collegezalen binnenstormde met verse idealen en plannen om de wereld te veroveren.
13. Dat mijn verjaardag een palindroom-datum was.
14. Half oktober in een zomerjurkje in de tuin zitten en daarbij De laatste dans (Dansen op een vulkaan) neuriën.
15. De optimistische zienswijze van mijn collega Noelle Aarts, hoogleraar Socio-Ecologische Interacties. Tijdens een gastcollege legde ze uit dat mensen heel slecht zijn in het voeren van een dialoog met mensen die anders denken dan zijzelf. Waarop Aarts concludeerde dat dit héél goed nieuws was, want daardoor viel er nog veel te verbeteren.
16. King Lear van Toneelgroep Maastricht – zo geestig, zo mooi.
17. Dat er in mijn vriendenkring minder begrafenissen waren dan in 2017.
18. Het idee dat er een rangorde te maken is van al die grote en kleine vrolijke momenten en dat je daarmee kunt aanwijzen wat het vrolijkste van 2018 was.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Tweehonder dollar

In het ruim honderd jaar oude verhaal Het apenpootje van W.W. Jacobs mag de eigenaar van een gemummificeerd apenpootje drie wensen doen. Een man vraagt tweehonderd dollar om zijn hypotheek af te lossen. Dat bedrag krijgt hij, maar wel als smartengeld voor zijn geliefde zoon die op gruwelijke wijze verongelukt. De andere twee wensen gaan niet veel beter, want het apenpootje blijkt vervloekt – mensen moeten zich namelijk niet bemoeien met hun lot.

Ik ontdekte Het apenpootje via een blogpost over kunstmatige intelligentiesystemen die niet doen wat de bedoeling is. Vorige week schreef Laurens Verhagen in Sir Edmund een lang stuk over hoe computersystemen onbedoeld allerlei vooroordelen overnemen uit de trainingsgegevens die mensen erin stoppen. Kunstmatige intelligentie-onderzoeker Victoria Krakovna verzamelt op haar blog voorbeelden van een andere categorie ongewild gedrag: systemen die een oplossing vinden die letterlijk genomen keurig aan de opdracht voldoet, maar totaal niet is wat de menselijke ontwerper bedoelde.

Neem bijvoorbeeld de robotarm die moest leren om een pannenkoek vanuit een pan op een bord te werpen. Als eerste stap programmeerde de maker de arm zo, dat een sessie eindigde als de pannenkoek op de grond viel en de robot punten verdiende voor de tijd dat de sessie duurde. Het doel was om zoveel mogelijk punten te halen. Het idee was dat de robot de pannenkoek daardoor lang in de pan zou houden. Helaas: het resultaat was dat de robotarm de pannenkoek zo ver mogelijk weggooide, om de tijd in de lucht te maximaliseren.

De lijst van Krakovna staat vol met dit soort heerlijke voorbeelden. Een robotarm die een blokje op een gemarkeerde plek op een tafel moest zetten, bereikte dit door de complete tafel te verplaatsen. Een programma dat zijn eigen antwoord moest vergelijken met het juiste antwoord in een tekstbestand, verwijderde vrolijk dat antwoordbestand. Daarna hoefde het verder niets te doen, want het juiste antwoord was nu immers ‘niets’. Kunstmatige intelligentie die moest leren hoe ze een strategisch computerspel kon winnen, ontdekte dat het soms meer punten opleverde om het spel te laten crashen. Dus verzon ze allerlei trucs om het spel te laten vastlopen.

Ik herken mezelf heel erg in deze computersystemen. Bij spelletjes zoek ik ook graag naar manieren om te winnen die technisch gezien mogen volgens de regels, maar duidelijk niet de bedoeling zijn. Ik ben ook wel eens gebeld door de producent van een televisiequiz die overwoog een spelregel te veranderen. Voor de zekerheid wilde hij even vragen wat ik dan zou doen als kandidaat. Na even denken kwam ik met een bloedirritante strategie, waarop de producent in kwestie besloot om de regel dan maar te houden zoals hij was.

Onhandig gemaakte regels zijn het probleem bij al die voorbeelden van ‘verkeerd’ gedrag van computersystemen. De echte fout zit natuurlijk bij de mensen die de doelen en beloningen onhandig formuleren. Een computersysteem gaat niet, zoals een Ionica zou doen, bewust de regels verkeerd interpreteren om te winnen. Dus hoe moet je dit gedrag dan noemen? In de reacties onder de blog kwam ene Alex Foster met de schitterende suggestie: apenpootjes. Naar dat verhaal van meer dan honderd jaar geleden. Als je wensen totaal verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden, dan is het de vraag of het verstandig is om een wens te doen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.