Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Het is woensdagavond elf uur, iets na mijn gebruikelijke bedtijd, en ik sta met acht andere vrijwilligers in een gymzaal tussen enorme stapels stembiljetten. Deze verkiezingen hielp ik voor het eerst bij het tellen van de stemmen.

    De voorbereidingen begonnen al vroeg. Eind september stuurde onze 24-jarige stembureauvoorzitter een eerste bericht. Hij ging dit voor de derde keer doen en had er veel zin in. Enkele stembureauleden vertelden waarom zij zich hadden aangemeld, van ‘een steentje bijdragen aan de democratie’ tot ‘interessant om te zien hoe het achter de schermen van de verkiezingen gaat’. Zelf was ik vooral nieuwsgierig naar de telmethode. Twee jaar terug schreef ik over verschillende manieren om stemmen te tellen, zoals de wat mysterieuze Craft-methode, en nam ik me voor om zelf een keer mee te gaan tellen.

    Ter voorbereiding las ik Italo Calvino’s fijne novelle Een dag op het stembureau. Kerncitaat: ‘Ieder weldenkend mens weet dat het in de politiek, zoals in het hele leven, om precies die twee principes draait: je geen overdreven illusies maken, en erin blijven geloven dat alles wat je doet zin kan hebben.’ Daarna bekeek ik de e-learning van de Vox-stemmethode die de gemeente Leiden gebruikte, de opvolger van de Craft-methode waar ik eerder zo nieuwsgierig naar was.

    Op de verkiezingsavond volgen we alle stappen van de methode. Het begint vlekkeloos. Om negen uur sluit de voorzitter de stembus en wordt het stembureau omgebouwd. Weg gaan de hokjes, er is ruimte nodig voor lange rijen tafels om de stembiljetten op uit te vouwen, te sorteren en te tellen. Iedereen die gestemd heeft, weet hoe onhandig groot het stembiljet is. Stel je dat even voor in stapels van honderden. De telmethode gaat eigenlijk nauwelijks over tellen, maar vooral over hoe je slim omgaat met die tamelijk onhandelbare papieren.

    Iemand meldt dat D66 aan kop gaat in de exitpoll. Wij sorteren de stembiljetten in stapels voor even en oneven partijnummers. Iemand vertelt dat Frans Timmermans opstapt als partijleider. Wij leggen de stemformulieren nu per partij op een stapel. Mijn vriend komt kijken hoe het tellen gaat. Iedereen mag komen kijken, wat zijn vrije verkiezingen toch prachtig.

    Nu begint pas het echte tellen, en je ziet dat mensen inmiddels moe zijn. Zeker degenen die overdag ook al uren het stembureau hebben bemand. Alle stapels worden door twee mensen los van elkaar geteld. En als het niet klopt ook nog door een derde. We moeten onszelf dwingen om geconcentreerd te blijven. Voor twee stapels is er een derde teller nodig. De opluchting is groot als de voorzitter rond half twaalf meldt dat de opgetelde stemmen precies uitkomen met het aantal toegelaten kiezers. We hebben met ons clubje vrijwilligers 1.174 stemmen keurig met de hand geteld.

    Het is zo’n ontroerend idee dat op hetzelfde moment tienduizenden andere Nederlanders net als wij staan te tellen in allerlei scholen, buurthuizen en andere tijdelijke stembureaus. Hoe allerlei mensen sjouwen met tafels, rode potloodjes en stembussen om de democratie te laten draaien. Hoe de dag daarna duizenden vrijwilligers de stemmen per kandidaat gaan tellen.

    Ik maak mezelf geen overdreven illusies, maar ik geloof vol overtuiging dat dit allemaal zin heeft.

    Deze column verscheen op 30 oktober 2025 in de Volkskrant.

  • Drie politici zitten in een talkshow. Een van hen is een held, die altijd de waarheid spreekt. Een ander is een schurk die altijd liegt. De laatste is een clown, die volkomen willekeurig soms liegt en soms de waarheid spreekt. De presentator weet niet wie wie is – en de kijker ook niet. De politici weten dit wel van elkaar.

    Om te voorkomen dat het in deze talkshow over de inhoud gaat, zal de presentator elk van de drie politici slechts één ja-neevraag stellen. De clown zal willekeurig ja of nee roepen. Als de held of de schurk het antwoord niet weten, dan zeggen ze ‘Ik weet het niet’ en anders zullen ze respectievelijk met de waarheid of een leugen antwoorden. Het gesprek verloopt als volgt:

    Presentator tegen politicus 1: ‘Wat zegt politicus 2 als ik vraag of u een schurk bent?’
    Politicus 1: ‘Ja.’

    Presentator tegen politicus 2: ‘En wat zou politicus 1 zeggen als ik vraag of u een clown bent?’
    Politicus 2: ‘Dat weet ik niet.’

    Presentator tegen politicus 3: ‘Wat zou politicus 2 zeggen als ik vraag of u de held bent?’
    Politicus 3: ‘Nee.’

    De presentator sluit de uitzending tevreden af: de kijkers weten nu precies wie de held is, wie de schurk en wie de clown. Weet u dat ook?

    Voor ik het antwoord geef, eerst een kleine beschouwing over helden, schurken en clowns in de politiek. Was het niet genoeg geweest als de presentator had onthuld wie van de drie politici de held was? Dan zouden de kijkers daarop kunnen stemmen. Maar in de praktijk zijn helden die altijd de waarheid spreken helemaal niet zo populair in de politiek. Ze zeggen zo vaak ongezellige dingen. Sommige kiezers hebben dan liever een schurk.

    En de clown heeft veel trouwe fans die het geweldig vinden dat clowns van alles roepen. Zo authentiek! Een clown heeft de helft van de tijd gelijk. En als een clown iets zegt waar jij het niet mee eens bent, dan kun je tegen jezelf zeggen dat dit dan net een van de leugens moet zijn.

    Nu de oplossing van het raadsel. Na de eerste vraag weet de presentator (en de kijker) dat politicus 2 niet de clown kan zijn, omdat anders politicus 1 had moeten antwoorden met ‘Ik weet het niet’. Dit betekent dat politicus 2 de held of de schurk is en dat diens antwoord niet zomaar willekeurig zal zijn. De tweede vraag levert op dat politicus 1 de clown moet zijn, omdat onvoorspelbaar is wat die zal antwoorden.

    De laatste vraag is bedoeld om te ontdekken waar de held en waar de schurk zit. Zodra politicus 3 met ‘Nee’ antwoordt, weten we dat hij de held moet zijn. Politicus 2 is de schurk en die zou ontkennen dat politicus 3 een held is.

    Deze column verscheen op 24 oktober 2025 in de Volkskrant.

  • ‘Hoe kunnen kiezers hun stemmen zo verdelen dat er zo veel mogelijk vrouwen in de Tweede Kamer komen? Jenny-mandering: zoals de Amerikanen via gerrymandering hun kiesdictricten hertekenen, maar dan voor méér Jenny’s en minder man-d’r-in?’ Deze vragen mailde Kenneth Besamusca naar aanleiding van het betoog ‘Wij vrouwen moeten niet de nacht, maar de macht opeisen’ in de Volkskrant begin september.

    Gerrymandering wordt als truc gebruikt bij verkiezingen die per district gaan. Neem dit fictieve, kleine, rechthoekige land met vijftien kiezers en twee partijen: groen en geel. Groen heeft een ruime meerderheid van negen van de vijftien stemmen.

    Afbeelding van de Volkskrant

    In dit landje bestaat de Tweede Kamer uit drie zetels, waarvoor wordt gestemd in drie districten met elk vijf kiezers. Als geel kan bepalen hoe de districten ingedeeld worden, dan kan deze partij twee van de drie zetels winnen.

    Afbeelding van de Volkskrant

    Zo kan een minderheid van kiezers een meerderheid in zetels geven.

    Gerrymandering is niet nieuw, de term werd voor het eerst gebruikt in 1812. Het is mijn favoriete porte-manteau, samengesteld uit de naam Gerry en het dier salamander. Nadat onder gouverneur Elbridge Gerry kiesdistricten nogal gunstig werden heringedeeld voor zijn partij, tekende een cartoonist die districten als een draak met de naam Gerry-mander. (Fijn detail: die arme Gerry was zelf tegen deze herindeling, maar zijn naam is er nu voor altijd mee verbonden.)

    Zoiets wil Kenneth Besamusca dus, maar dan voor meer vrouwen in de Tweede Kamer. Ik heb eerst gekeken of we zijn Jenny-mandering letterlijk kunnen nemen door allemaal op een Jenny te stemmen. Helaas, er staat wel een Jennifer (Elskamp-Hofstede, nummer 22 voor de ChristenUnie) op het stembiljet, maar geen Jenny. Ik veerde nog even op toen ik een Gerrie zag (Elfrink, plek 6 voor de SP), dan konden we Gerrie-mandering doen. Alleen is deze Gerrie een man, zul je altijd zien.

    Het strategisch stemmen op vrouwen van allerlei partijen is ook lastiger dan districten met slechts twee partijen herindelen. Besamusca bedacht al dat het niet handig is om op de eerste vrouwelijke kandidaat van een partij te stemmen, omdat zij waarschijnlijk toch wel in de Kamer komt. Hij oppert dat je bij jouw partij zou moeten stemmen op de eerste vrouw die net níét in de Kamer komt en dan hopen dat zij met voorkeursstemmen het parlement haalt. Dat is precies waarvoor Stem op een vrouw een stemhulp heeft gemaakt, daarin zie je per partij op hoeveel zetels ze staan in de peilingen en wie de eerste vrouw daaronder op de lijst is. Daar zou je dan dus op moeten stemmen.

    Ik weet niet hoeveel mensen deze stemhulp hebben gebruikt bij de vorige verkiezingen. In 2021 kwamen er drie vrouwen met voorkeursstemmen de Kamer in, in 2023 was het er één. Moedig voorwaarts.

    Deze column verscheen op 17 oktober 2025 in de Volkskrant.

  • Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor vroegtijdig overlijden?

    1. Weinig sociale steun 2. Sociale isolatie 3. Roken 4. Eenzaamheid 5. Overmatig alcoholgebruik 6. Lichamelijke inactiviteit 7. Overgewicht 8. Aanbevolen medicatie niet innemen 9. Luchtvervuiling

    Deze vraag stelde sociaal psycholoog Tila Pronk maandag tijdens de opening van de Nationale Wetenschapscommunicatiedag aan de zaal. Wie dacht dat roken in de top drie stond? Heel veel handen vlogen omhoog. Alcoholgebruik? Ook flink wat handen. Luchtvervuiling? Niet zoveel handen. Overgewicht? Heel veel handen. Sociale isolatie? Wat handen, waarschijnlijk vooral omdat de lezing van Pronk eerder al ging over het belang van sociale verbinding.

    Toch kwam het als een verrassing toen Pronk onthulde dat de risicofactoren al op de juiste volgorde staan, met weinig sociale steun als grootste risicofactor en luchtvervuiling als kleinste (van deze lijst). We hadden het gezondheidsgevaar van overgewicht zwaar overschat en het effect van sociale factoren schandelijk onderschat. En wij bleken niet de enigen waarbij dit misging.

    Pronk liet de resultaten zien van een eerder dit jaar verschenen studie. Daarin moesten duizenden deelnemers deze negen risicofactoren ordenen. Roken eindigde op één, gevolgd door overgewicht en alcoholgebruik. Helemaal onderaan de lijst bungelden respectievelijk sociale isolatie, eenzaamheid en weinig sociale steun.

    Maar goed, dit is natuurlijk ook niet de expertise van de bezoekers van een wetenschapscommunicatiedag of van willekeurige burgers. Zoiets moet je vragen aan mensen die in de zorg werken. Dat bleek ook gedaan, Pronk toonde de resultaten van een soortgelijk onderzoek onder zorgmedewerkers. Hun top drie: roken, lichamelijke inactiviteit en overmatig alcoholgebruik. Zij zetten sociale isolatie, te weinig sociale steun en eenzaamheid op 5, 6, en 7. Iets beter dan mensen buiten de zorg, maar nog steeds een onderschatting van het belang van deze sociale factoren.

    Foto door Markus Spiske op Unsplash

    Tila Pronk vertelde dat ze soms jaloers kijkt naar alle organisaties en campagnes die er zijn om mensen aan te zetten om gezonder te eten, minder te drinken en meer te bewegen. (Kleine terzijde: er valt ook het een en ander aan te merken op die campagnes. Zo merkte socioloog Jeroen van der Waal op diezelfde wetenschapscommunicatiedag op dat ze vaak bedacht worden door theoretisch opgeleiden, terwijl het merendeel van de bevolking praktisch opgeleid is. En de makers komen dan met ideeën die niet zo goed werken buiten hun eigen bubbel, zoals dure groene asperges aanbevelen als gezonde groente in plaats van de veel gangbaardere sperziebonen. Hij waarschuwde: ‘Als wij [theoretisch opgeleiden] enthousiast zijn over iets, is dat vaak een eerste teken dat het leeuwendeel van de samenleving er níét enthousiast over zal zijn.’)

    Burgers en zorgmedewerkers zien roken, alcohol, overgewicht en te weinig bewegen dus als de grootste risicofactoren. Problemen waarvan de verantwoordelijkheid vooral bij het individu wordt gelegd, dat zijn gedrag en levensstijl moet aanpassen. Terwijl sociale factoren in werkelijkheid veel belangrijker zijn – en die zijn de verantwoordelijkheid van iedereen in de samenleving.

    Deze column verscheen op 10 oktober 2025 in de Volkskrant.