Tag: hoogtepunten

Juryvoorzitter Libris Literatuur Prijs

Ionica Smeets, hoogleraar wetenschapscommunicatie, Universiteit Leiden is benoemd tot voorzitter van de jury van de Libris Literatuur Prijs 2020. Zij maakt in mei 2020 tijdens het traditionele galadiner in Amsterdam bekend welke roman de opvolger wordt van De goede zoon van Rob van Essen.

De vakjury bestaat verder uit:

  • Dirk-Jan Arensman, literair recensent van Het Parool en de VPRO Gids;
  • Bo van Houwelingen, literair criticus van de Volkskrant;
  • Christine Otten, schrijver en theatermaker;
  • Ronald Soetaert, emeritus hoogleraar Cultuur & Educatie, Universiteit Gent.

Op 3 februari 2020 wordt een longlist met 18 titels gepubliceerd, gevolgd door zes nominaties voorafgaand aan de Boekenweek in maart, waarna tot slot de prijswinnaar bekend wordt gemaakt op 11 mei tijdens een galadiner in Amsterdam, live in Nieuwsuur NPO2. Op deze website is het traject te volgen.

Meer informatie op de site van de Libris Literatuur Prijs.

Tweehonder dollar

In het ruim honderd jaar oude verhaal Het apenpootje van W.W. Jacobs mag de eigenaar van een gemummificeerd apenpootje drie wensen doen. Een man vraagt tweehonderd dollar om zijn hypotheek af te lossen. Dat bedrag krijgt hij, maar wel als smartengeld voor zijn geliefde zoon die op gruwelijke wijze verongelukt. De andere twee wensen gaan niet veel beter, want het apenpootje blijkt vervloekt – mensen moeten zich namelijk niet bemoeien met hun lot.

Ik ontdekte Het apenpootje via een blogpost over kunstmatige intelligentiesystemen die niet doen wat de bedoeling is. Vorige week schreef Laurens Verhagen in Sir Edmund een lang stuk over hoe computersystemen onbedoeld allerlei vooroordelen overnemen uit de trainingsgegevens die mensen erin stoppen. Kunstmatige intelligentie-onderzoeker Victoria Krakovna verzamelt op haar blog voorbeelden van een andere categorie ongewild gedrag: systemen die een oplossing vinden die letterlijk genomen keurig aan de opdracht voldoet, maar totaal niet is wat de menselijke ontwerper bedoelde.

Neem bijvoorbeeld de robotarm die moest leren om een pannenkoek vanuit een pan op een bord te werpen. Als eerste stap programmeerde de maker de arm zo, dat een sessie eindigde als de pannenkoek op de grond viel en de robot punten verdiende voor de tijd dat de sessie duurde. Het doel was om zoveel mogelijk punten te halen. Het idee was dat de robot de pannenkoek daardoor lang in de pan zou houden. Helaas: het resultaat was dat de robotarm de pannenkoek zo ver mogelijk weggooide, om de tijd in de lucht te maximaliseren.

De lijst van Krakovna staat vol met dit soort heerlijke voorbeelden. Een robotarm die een blokje op een gemarkeerde plek op een tafel moest zetten, bereikte dit door de complete tafel te verplaatsen. Een programma dat zijn eigen antwoord moest vergelijken met het juiste antwoord in een tekstbestand, verwijderde vrolijk dat antwoordbestand. Daarna hoefde het verder niets te doen, want het juiste antwoord was nu immers ‘niets’. Kunstmatige intelligentie die moest leren hoe ze een strategisch computerspel kon winnen, ontdekte dat het soms meer punten opleverde om het spel te laten crashen. Dus verzon ze allerlei trucs om het spel te laten vastlopen.

Ik herken mezelf heel erg in deze computersystemen. Bij spelletjes zoek ik ook graag naar manieren om te winnen die technisch gezien mogen volgens de regels, maar duidelijk niet de bedoeling zijn. Ik ben ook wel eens gebeld door de producent van een televisiequiz die overwoog een spelregel te veranderen. Voor de zekerheid wilde hij even vragen wat ik dan zou doen als kandidaat. Na even denken kwam ik met een bloedirritante strategie, waarop de producent in kwestie besloot om de regel dan maar te houden zoals hij was.

Onhandig gemaakte regels zijn het probleem bij al die voorbeelden van ‘verkeerd’ gedrag van computersystemen. De echte fout zit natuurlijk bij de mensen die de doelen en beloningen onhandig formuleren. Een computersysteem gaat niet, zoals een Ionica zou doen, bewust de regels verkeerd interpreteren om te winnen. Dus hoe moet je dit gedrag dan noemen? In de reacties onder de blog kwam ene Alex Foster met de schitterende suggestie: apenpootjes. Naar dat verhaal van meer dan honderd jaar geleden. Als je wensen totaal verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden, dan is het de vraag of het verstandig is om een wens te doen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Getal van het jaar

In navolging van de verkiezingen voor het Woord van het Jaar en de Internationale Statistiek van het Jaar heeft Ionica de verkiezing voor het Getal van het Jaar 2018 georganiseerd met Casper Albers, Casper Hulshof, Jan Beuving en Stefanie Brackenhoff. In deze verkiezing gingen ze op zoek naar het getal dat het jaar het beste samenvatte en de leukste link had met 2018.

De winnaar van 2018 is:

38,2

Graden, de hoogste temperatuur gemeten in Nederland in de zomer van 2018.

Meer informatie op de website van het Getal van het Jaar.

Alumnus of the Year 2018

De TU Delft reikt elk jaar de award voor ‘Alumnus of the year’ uit aan een alumnus die een inspiratie is voor anderen of een speciale contributie heeft geleverd aan technologie, innovatie, de wetenschap of ondernemerschap. De winnaar krijgt ook een plekje op de ‘Alumni Walk of Fame’ in het Mekelpark op de campus van de TU Delft.

Ionica Smeets is verkozen tot alumnus van het jaar 2018. Dat is gedaan door een jury bestaande uit Tim van der Hagen (voorzitter van het College van Bestuur en tevens rector magnificus van de TU Delft) en Micheal Wisbrun (voorzitter Universiteitsfonds TU Delft). De universiteit waardeert haar voor de toegankelijke, effectieve en vaak komische manier waarop ze probeert de kloof tussen de wetenschap en de maatschappij probeert te overbruggen.

284.500.000.000 euro

Dinsdag verscheen de miljoenennota en dat was natuurlijk smullen voor iemand die van getallen houdt. Een totale begroting van 284.500.000.000 euro, 4,1 miljard inkomsten uit motorrijtuigenbelasting, een overschot van 7,8 miljard en 425 miljoen voor ‘koopkrachtreparatie kwetsbare groepen’. Heerlijk, al duizelde het zelfs mij al snel van al die miljoenen en miljarden.

Gelukkig vond ik op de website van de overheid een handige poster met een samenvatting van de miljoenennota én de bijbehorende docentenhandleiding. Daarin stonden fijne opdrachten voor in de klas. In de eerste opdracht moeten leerlingen een tijd bijhouden hoe zij geld verdienen en waaraan ze het uitgeven. Bij opdracht twee gaan ze hun eigen financieel overzicht vergelijken met de miljoenennota.

Eerst moest ik daarom lachen. Scholieren hebben over het algemeen geen tig miljard uit te geven, hebben zelden inkomsten uit motorrijtuigenbelasting en doen weinig aan koopkrachtreparatie. Maar toen bedacht ik dat zo’n vergelijking al die duizelingwekkende getallen een stuk tastbaarder maakt.

Voor mezelf maakte ik een vergelijking met iemand die 28.450 euro per jaar te besteden heeft. Dat is wat te hoog voor een scholier, maar het zit aardig in de buurt van een modaal netto jaarinkomen. Als je met dat bedrag een zelfde begroting maakt als de overheid, geef je € 27.670 uit en houd je daarmee 780 euro over. In dat perspectief klinkt het begrotingsoverschot van 7,8 miljard ineens iets minder indrukwekkend. Het komt neer op 65 euro per maand sparen als je elke maand meer dan tweeduizend euro hebt om uit te geven.

Nog veel interessanter wordt het als we naar de uitgaven kijken. Herinnert u zich de 425 miljoen ‘koopkrachtreparatie kwetsbare groepen’ nog? Dat is in deze vergelijking € 42,50 op die 28.450. Dat is dus een avondje uit eten met zijn tweeën qua kostenpost.

De grootste uitgave van de overheid is zorg met €8.040, bijna één derde van het totale bedrag. Als ik dit vergelijk met mijn eigen jaarbegroting, dan zijn mijn zorgkosten gelukkig een stuk lager, zelfs als het eigen risico omhoog gaat. Op twee van overheidsuitgaven staat sociale zekerheid en arbeidsmarkt met 7.900 euro. Met een fikse afstand volgt op nummer drie onderwijs, cultuur en wetenschap met 3.540 euro.

Ik begin te vermoeden dat de miljoenennota in niets te vergelijken is met mijn persoonlijke begroting. Mijn grootste uitgaven zijn de woonlasten, maar bij de miljoenennota komt de post wonen (samen met de rijksdienst) op slechts 390 euro. En het gaat natuurlijk ook nog eens over een heel ander soort woonlasten.

Wel krijg ik door mijn vergelijking veel meer gevoel bij de grote getallen die voorbij vliegen. Als ik hoor dat defensie 8,4 miljard krijgt, dan denk in eerste instantie: ‘Wat veel.’ Omdat een miljard nu eenmaal onvoorstelbaar veel geld is. Maar als ik besef dat het 840 euro zou zijn op een jaarbedrag van 28.450 euro, dan lijkt het ineens weer een vrij bescheiden bedrag.

Kortom, het lijkt me een prima idee als scholieren hun eigen financieel overzicht gaan vergelijken met de miljoenennota. Ten slotte nog één ding: is miljoenennota niet een wat gekke naam voor een nota die over honderden miljarden gaat? Het is alsof wij ons financieel overzicht voor die € 28.450 een dubbeltjesnota zouden noemen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

90

Vandaag is de begrafenis van Christel Smeets-Sonnenschein: mijn laatste oma. Ze was negentig en lag de laatste maanden in het ziekenhuis. Toen complicatie op complicatie volgde, werd duidelijk dat haar lichaam op was. Het afscheid van mijn oma kwam niet onverwacht en we beseffen dat weinig mensen het geluk hebben om hun negentigste verjaardag te vieren. En toch is er zoveel verdriet in mijn familie.

Ergens denk ik: wat hadden we dan gehoopt? Dat ze zelfs de honderd zou halen? Is dat dan wél oud genoeg om te mogen sterven? Een vriend vertelde dat toen zijn oma op 102-jarige leeftijd overleed, zijn tante in de rouwadvertentie wilde zetten: ‘Veel te vroeg is van ons weggerukt…’ Daar moest ik destijds een beetje om grinniken, maar ergens kan ik het me ook wel voorstellen. Als het je eigen lieve moeder is, dan kan zelfs 102 nog als te jong voelen.

Je merkt ook hoe je ideeën over wat ‘oud’ is langzaam veranderen als je zelf ouder wordt. Ik vroeg deze week aan mijn zesjarige zoon wat hij oud vindt. Na wat zoeken kwamen we eruit dat hij negenvijftig nog jong vindt en alles daarboven is oud. Ai.

Toen herinnerde ik me hoe ik me als puber voelde toen mijn opa Smeets overleed op zeventigjarige leeftijd. Ik was verdrietig dat zo’n lieve opa doodging, maar vond ook dat zeventig héél oud was. Inmiddels ben ik zelf twintig jaar ouder en ben ik verontwaardigd als mensen van zeventig overlijden, omdat die nog zo jong zijn.

Misschien mompelen sommige lezers nu hoofdschuddend dat ik nog steeds een jonkie ben dat niets snapt van de dood. Ik zou bijna een formule op gaan stellen voor de relatie tussen je eigen leeftijd en je beeld van wat oud is. Maar ik weet heel zeker dat er mensen zijn die dan hoofdschuddend zullen mompelen dat ik niets van het leven snap.

Los van de vraag wat oud is, lijkt er een soort rangorde te zitten in toegestaan verdriet als iemand van een bepaalde leeftijd overlijdt. Een oma van zestig die sterft, is triester dan een overgrootmoeder van negentig die overlijdt. Nog verdrietiger is het als een jonge moeder van dertig wordt weggenomen. En een kind dat sterft is onverdraaglijk. Juist wat de overledenen moeten missen, geeft zoveel verdriet. Al die jaren toekomst waarin ze nog hadden kunnen leven, al die dingen die ze nooit meer zullen meemaken. Als iemand van negentig overlijdt, zijn er naast het verdriet ook de troostrijke herinneringen aan alles wat diegene was en heeft beleefd.

Mijn oma die nu in haar kist ligt is niet alleen die uitgeputte dame van negentig. Ze is ook het meisje dat voor het eerst met haar zussen naar de kermis mag. Ze is de bakvis die verliefd wordt op mijn opa. Ze is die trotse jonge moeder die de kinderwagen met daarin mijn vader duwt. Ze is de vrouw die schaterend haar vriendinnen verslaat met het kaartspel duizenden. Zij is de lieve oma die een Mickey Mouse trui voor me breit. Ze is de weduwe die na het overlijden van haar man de hele familie meeneemt op vakantie naar een zonnig land. Zij is al die vrouwen en we huilen vandaag om alles dat ze was en om alles dat voorbij gaat.

Deze column verscheen op 28 januari 2017 in de Volkskrant