Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • In Eureka zoeken Sofie van den Enk en ik wiskundige antwoorden op moeilijke vragen. In de eerste aflevering vraagt Sofie zich af of er een formule is om het WK te winnen. Is er een simpele rekensom die ons de wereldbeker bezorgt?

    Voor wie het allemaal nog eens rustig wil nalezen, hierbij een aantal screenshots, links naar extra informatie én de achterliggende wetenschappelijke artikelen.

    De uitslagen
    Allereerst die epische tabel met de uitslagen van alle wedstrijden op de afgelopen vijf WK’s, zie die patronen!


    wk01_olympisch stadion
    Klik voor een grotere versie.


    De 1-0 komt 66 keer voor, 2-1 54 maal. Hoe meer goals gescoord, hoe zeldzamer het eindresultaat. Zo eindigde maar één wedstrijd in 8-0: die van Duitsland tegen Saoedi-Arabië in 2002. Nederland won met 5-1 van Zuid-Korea in 1998, een uitslag die verder maar één keer meer voor is gekomen.

    Dat de meeste wedstrijden op het WK weinig doelpunten kennen, komt doordat de verschillen tussen heel goede teams nogal klein zijn. Hier legt Stephen Jay Gould de wet van (jawel) Gould nog eens uit.



    De statistieken
    Hier nog eens de plaatjes die Boudewijn de Jongh van Infostrada presenteerde. Daarin kun je zien dat aan het einde van een wedstrijd relatief de meeste doelpunten vallen.


    Hoe winnen we het WK.003

    Een goal is goud waard op een WK. Scoor je de 1-0, dan heb je maar liefst 70% kans om de wedstrijd te winnen. Scoor je de 2-0, 3-0 of 4-0, dan heb je zelfs meer dan 90% kans om met een zege naar huis te gaan.
    Hoe winnen we het WK.004

    De kleuren van de tenues zijn belangrijker dan je denkt. Bijna alle WK-finales werden gewonnen door een team met een blauw, wit of geel shirt. Alleen Engeland lukte het in 1966 in een rood shirt de wereldbeker mee naar huis te nemen. Geen goed nieuws voor het oranje shirt van het Nederlands elftal…
    Hoe winnen we het WK.006


    Wie nóg meer statistieken wil: Numberphile analyseerde de beruchte goal van Iniesta in de WK-finale van 2010. En het artikel Soccer matches as experiments: how often does the ‘best’ team win? berekent (zoals de titel al suggereert) de kans dat het beste team wint.

    Netwerken


    wk02 netwerk


    Deze plaatjes zijn gemaakt door Javier López Peña en Hugo Touchette. Het idee erachter staat in het wetenschappelijke artikel A network theory analysis of football strategies. Voor wie gewoon de plaatjes en analyses wil: die staan op hun site.

    De penalty’s


    wk03_snelheid penaltyWaarom je wiskundig gezien die bovenhoek moet hebben. Twee keer stelling van Pythagoras, bam-bam,bam, keeper haalt het nooit.

    Penalty-deskundige Gyuri Vergouw vertelde ons precies wat de kansen op een rake penalty in verschillende delen van het doel zijn. Lees zijn boek De Strafschop voor nog veel meer cijfers en feiten.

    wk04_percentages goal

    De opstelling
    We zagen dat er uit een selectie van 23 spelers maar liefst 53.970.627.110.400 verschillende opstellingen te maken zijn. Professor Gerard Sierksma berekende met zijn computerprogramma uit al deze mogelijkheden de optimale opstelling voor het Nederlands elftal. We hopen dat Louis van Gaal oplet…


    (Klik voor een grotere versie)
    (Klik voor een grotere versie)

    Eureka is gemaakt door
    Regie: Willem Revis en Tom Roes
    Eindredactie: Wim van Dam
    Redactie: Sara Plat en Ionica Smeets
    Art direction, animaties en leader: Willem Revis
    Montage: Camiel Ledderhof

    Presentatie: Sofie van den Enk en Ionica Smeets

    Productie: Renee de Jong en Julia Klaver
    Productie-assistentie: Maya Cohen en Cynthia van Ingen
    Uitvoerend producent: Pieter Cerutti
    Styling: Petra Reuvers, Revenge Utrecht

    Camera: Mick van Dantzig, Mark Glastra van Loon, Sander Roeleveld, Adri Schrover en Albert Stokkers
    Geluid: Gideon Bijlsma, Sebastiaan Dijkstra, Charles Kersten, Laurens Kraan, Martin de Pee, Marcel van Stralendorff en René Wolff

    Post-productie: Jeroen Weeda
    Mixage: Jaim Sahuleka

    Producent: Blazhoffski Productions BV, Dahl
    Omroep: KRO
    Gefilmd met: Sony FS-700, Canon 7D, GoPro Hero 3 Black en DJI Drone

    Naar een idee van: Ionica Smeets

    Lees hier ook over de andere afleveringen van Eureka!:
    Aflevering 2: Hoe word ik honderd?
    Aflevering 3: Hoe vind je de ideale partner?
    Aflevering 4: Hoe win je een miljoen?

  • Vanaf oktober 2013 is Ik was altijd heel slecht in wiskunde – reken maar op de wiskundemeisjes te koop voor een schamele € 9,95. Dit boek dat ik schreef met Jeanine Daems bevat onze beste columns, de leukste knutselprojecten en coolste verhalen over wiskunde. Ook leuk dus voor wie daar altijd heel slecht in was.

    Let trouwens ook op onderstaande speciale aanbieding!

  • Ionica Smeets (links) en Sofie van den Enk (rechts)

    Dit najaar presenteren Sofie van den Enk en ik het nieuwe programma KRO-programma Eureka. Samen gaan we op zoek naar wiskundige antwoorden op lastige vragen. In de eerste aflevering (donderdag 10 oktober, 21.00 uur, Nederland 3) gaat het over de vraag: Hoe winnen we het WK?

    Zou er een wiskundige formule zijn waarmee we volgend jaar in Brazilië het WK-voetbal kunnen winnen? Een simpele rekensom die ons de wereldbeker bezorgt? Ik neem Sofie mee naar een schiettent op de Kermis, het Olympisch Stadion en een reusachtige containerterminal en laat haar zien hoe je de 11 beste spelers op kunt stellen, hoe een wiskundige een penalty neemt en welk shirt je aan moet trekken als je de finale haalt. En dat alles om te komen tot de formule van Eureka.

    Op 17, 24 en 31 oktober gaat Eureka over de ideale partner, honderd worden en een miljoen winnen. Superleuk!

    Lees hier over de afleveringen van Eureka!:
    Aflevering 1: Hoe winnen we het WK?
    Aflevering 2: Hoe word ik honderd?
    Aflevering 3: Hoe vind je de ideale partner?
    Aflevering 4: Hoe win je een miljoen?

  • Champagne! Precies tien jaar geleden verscheen mijn eerste betaalde artikel in universiteitskrant Delta. Als ZZP-er geef ik vandaag dus een klein jubileumfeestje voor mezelf. En om dat een beetje met jullie te delen, hieronder dat eerste echte stukje zoals ik het inleverde, het commentaar van de redactie én het artikel zoals het uiteindelijk in de krant kwam. Grappig genoeg ging het natuurlijk ook toen al over wiskunde. En je kunt goed zien dat ik nog veel moest leren. Ik ben de redacteuren die de moeite namen om me daarbij te begeleiden nog steeds erg dankbaar. Op naar de volgende tien jaar!

    [stextbox id=”info” color=”000000″ ccolor=”ffffff” bgcolor=”FAF1D6″ cbgcolor=”181610″ bcolor=”181610″ caption=”Het artikel dat ik inleverde”]
    Groot wiskundig probleem opgelost?

    In 2000 loofde het Clay Mathematics Institute zeven miljoen dollar uit voor de oplossing van zeven belangrijke onopgeloste wiskundige problemen. Een van deze problemen, het Poincaré vermoeden, lijkt nu te zijn bewezen. De Russisch wiskundige Grigori Perelman maakte zijn bewijs in april bekend. Er waren al eerder wiskundigen die dachten dat zij het raadsel opgelost hadden. Maar hun bewijzen bleken bij bestudering steeds vergissingen te bevatten. In het bewijs van Perelman zijn tot nu toe geen fouten ontdekt.

    Wat zegt het Poincaré vermoeden eigenlijk? Dit vermoeden valt onder de topologie. Stel dat we een rubberen band op het oppervlak van een bal leggen. Dan kunnen we deze band samentrekken tot een punt. Zonder dat de band scheurt, of los komt van het oppervlak. En stel nu dat we op de een of andere manier zo’n rubberen band om een donut, door het gat, hebben gekregen. Dan is deze band niet samen te trekken tot een punt, zonder de band of de donut kapot te maken. We zeggen dat het oppervlak van een bal “enkelvoudig samenhangend” is, het oppervlak van een donut is dat niet.

    Topologen noemen een bol en een donut tweedimensionale variëteiten, omdat hun oppervlaktes van heel dichtbij gezien tweedimensionaal, dus platte vlakken, lijken. Poincaré bewees honderd jaar geleden, dat een tweedimensionale bol gekarakteriseerd wordt door het enkelvoudig samenhangend zijn van zijn oppervlak. Dat betekent, dat als een ander voorwerp ook zo’n oppervlak heeft, dat het dan topologisch gezien hetzelfde is als een bol. Poincaré vroeg zich af, of dit ook voor hogere dimensies zou gelden. In de loop der jaren werd voor bijna alle dimensies bewezen dat dat waar was. Alleen het bewijs voor de derde dimensie liet langer op zich wachten.

    Volgens prof. Aarts, de wiskunde hoogleraar die volgende week afscheid neemt van de TU, heeft dit bewijs geen gevolgen voor Delft. “Bij dit soort dingen kan je geen practische toepassingen verwachten. Hooguit zijn er een paar mensen hier die het bewijs echt begrijpen.” Geen verschuiving in de opleiding wiskunde dus. Maar misschien komt een wiskunde student nu op het idee om eens te kijken naar die andere zes problemen waar nog een miljoen voor uitgeloofd is.
    [/stextbox]

    Vervolgens kreeg ik dit commentaar van de redactie (helaas weet ik niet meer van wie).

    • Een kop is nooit een vraag, hij moet – over het algemeen – juist nieuws bevatten.
    • Je lead is erg lang voor een nieuwsbericht, bovendien staat het Delftse nieuws er niet in.
    • Zo kort en bondig mogelijk schrijven. Dus niet eerst vragen wat het Poincare-vermoeden eigenlijk inhoudt; gewoon meteen melden wat het is. (Bij de uitleg die volgt heb ik eea in de lijdende vorm geschreven. Lijdende vormen moet je eigenlijk vermijden, maar ik heb een hekel aan de we-vorm)
    • Je schrijft helder en je alinea-indeling en opbouw zijn goed.
    • Je laatste alinea is een beetje een dooddoener. Een nieuwsbericht hoeft geen pakkend einde te hebben, het meldt alleen het hoogst noodzakelijke. Kan er dus zo af.

    [stextbox id=”info” color=”000000″ ccolor=”ffffff” bgcolor=”FAF1D6″ cbgcolor=”181610″ bcolor=”181610″” caption=”Het artikel zoals het in de krant kwam”]
    Groot wiskundig probleem eindelijk opgelost

    In 2000 loofde het Amerikaanse Clay Mathematics Institute zeven miljoen dollar uit voor de oplossing van zeven belangrijke onopgeloste wiskundige problemen. Een van deze problemen, het ‘Poincaré-vermoeden’, lijkt nu te zijn bewezen. Het Delftse onderwijs raakt er niet ondersteboven van.

    De Russisch wiskundige Grigori Perelman maakte zijn bewijs in april bekend. Er waren al eerder wiskundigen die dachten dat zij het raadsel opgelost hadden. Maar hun bewijzen bleken bij bestudering steeds vergissingen te bevatten. In het bewijs van Perelman zijn tot nu toe geen fouten ontdekt.

    Het Poincaré-vermoeden valt onder de topologie. Stel dat we een rubberen band op het oppervlak van een bal leggen. Dan kan deze band worden samengetrokken tot een punt, zonder dat de band scheurt, of loskomt van het oppervlak. Wanneer diezelfde band door het gat van een donut, óm de donut is gekregen, dan is deze band niet samen te trekken tot een punt zonder de band of de donut kapot te maken. Samengevat: het oppervlak van een bal is ‘enkelvoudig samenhangend’, het oppervlak van een donut is dat niet.

    Topologen noemen een bol en een donut ’tweedimensionale variëteiten’, omdat hun oppervlaktes van heel dichtbij gezien tweedimensionaal, dus platte vlakken, lijken. Poincaré bewees honderd jaar geleden dat een tweedimensionale bol gekarakteriseerd wordt door het enkelvoudig samenhangend zijn van zijn oppervlak. Dat betekent dat als een ander voorwerp ook zo’n oppervlak heeft, het topologisch gezien hetzelfde is als een bol. Poincaré vroeg zich af of dit ook voor hogere dimensies zou gelden. In de loop der jaren werd voor bijna alle dimensies bewezen dat dat waar was. Alleen het bewijs voor de derde dimensie liet langer op zich wachten.

    Volgens wiskundeprof. Aarts, die volgende week afscheid neemt van de TU, heeft dit bewijs geen gevolgen voor Delft. “Bij dit soort dingen kun je geen praktische toepassingen verwachten. Hooguit zijn er een paar mensen hier die het bewijs echt begrijpen.” (IS)
    [/stextbox]