Tag: Jan Beuving

Waarom stoot ik telkens mijn gekneusde teen?

Beste Ionica,
Hoe komt het dat als je een wondje hebt aan je hand, voet of ergens anders, je je uitgerekend daaraan steeds stoot? Pas geleden liep ik tegen een stoelpoot aan en kneusde ik een teen. Ik let nu extra op, om die teen niet te stoten. Vooralsnog lukt mij dat aardig.
Annemiek Versluys

Beste Annemiek Versluys,

Er zijn bij uw vraag drie scenario’s mogelijk. Het eerste is dat u dat wondje nu juist heeft opgelopen dóórdat u zich steeds op dezelfde plek stoot. In dat geval zou ik u adviseren om die stoel eens net iets verder van uw looproute neer te zetten.

Het tweede scenario is dat u zich steeds op diezelfde plek blijft stoten omdat u heimelijk geniet van een kleine dosis dagelijkse pijn. In dat geval raad ik u aan om daar vooral mee door te gaan, zolang de wondjes klein blijven. Maar aan de laatste zinnen van uw brief te zien is dit bij u niet het geval.

Blijft de derde optie over: het is niet waar dat u zich steeds maar uitgerekend aan uw wondje stoot. In plaats daarvan stoot u zich de hele dag doorlopend met allerlei lichaamsdelen aan allerlei objecten (iedereen die mij weleens heeft zien bewegen, weet dat dit in mijn geval een zeer realistisch scenario is). Doorgaans merkt u daar weinig van. Alleen als u een wondje stoot, en zo een plek raakt die al pijn deed, beseft u dat u zich gestoten heeft. U registreert deze stoot veel heftiger dan alle andere van de dag. Dit is een vorm van waarnemersbias, waarbij sommige gebeurtenissen meer opvallen dan anderen.

Een aantal lezers schreef me over een ander voorbeeld: ‘Waarom komt mijn fietsslot zo vaak tegen een spaak aan als ik mijn fiets op slot wil zetten?’ Jan Beuving berekende toen zijn slot weer eens een spaak raakte wat de kans is dat dit gebeurt. Hij kwam op ongeveer 18 procent. Zelf had ik het gevoel dat het bij mij véél vaker misging.

Ik besloot om een paar weken lang te turven hoe vaak mijn slot tegen een spaak stootte. Het overkwam me best vaak, zeker een keer per week. Elke keer dat het gebeurde, was ik enorm geïrriteerd, moest ik mijn fiets weer optillen en mijn wiel een stukje draaien. Bovendien begon ik te vermoeden dat de kans dat je slot tegen een spaak komt nadat je je wiel een stukje hebt gedraaid omdat je slot tegen een spaak kwam ergens rond de 99 procent ligt.

Het turven gaf me een genuanceerder beeld. Mijn slot kwam minder dan een op zeven keer tegen een spaak. Ik zette mijn fiets ruim twintig keer per week op slot, dus het was niet gek als dit een paar keer per week gebeurde. Maar die keren dat het misging, stonden in mijn geheugen gekerfd.

Misschien had dichter J.C. Bloem het toch fout met zijn ‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht.’ Alles wordt veel voor wie veel verwacht.

Deze column verscheen op 8 december 2023 in de Volkskrant.

Nieuwe adviesvragen zijn van harte welkom. Liefst persoonlijke vragen die op het eerste gezicht he-le-maal niets met wiskunde te maken hebben. U kunt ze insturen via ionica@volkskrant.nl.

Lees hier ook de andere columns van de reeks.

120 km/uur

‘Als wiskundige ben je de hele dag bezig om niet te struikelen over je eigen onvermogen om de dingen niet letterlijk te nemen.’ Aldus Jan Beuving vorige week tijdens een try-out van zijn nieuwe programma Raaklijn. Beuving studeerde af als tekstschrijver aan de Koningstheateracademie, maar daarvóór voltooide hij een wiskunde-studie. En dat laat zijn sporen na.

Zo is Beuving het soort artiest dat voor de zekerheid opzoekt wat de definitie van cabaret is. Volgens cabaretgrootheid Wim Ibo blijkt dat: een literair-muzikale kunstvorm, in een intieme omgeving, voor een ontwikkeld publiek. Beuving gaat de eisen na: hij heeft al wat literair-muzikale dingen gedaan, hij staat die avond in het intieme Pepijn, het enige dat hij nog nodig heeft is een ontwikkeld publiek.

Ik snap zijn behoefte aan heldere definities goed en ook de wanhoop als dingen niet kloppen. Zo vertelt Jan Beuving hoe verwarrend de snelweg is voor een wiskundige. Bijvoorbeeld als je in een honderd-kilometer-per-uur-zone rijdt en er ineens een bord langs de kant van de weg staat met: ‘Vanaf hier mag u 120 km/uur’. Dat kán dus niet. Want volgens de regels mag je tot dat bord niet harder dan honderd kilometer per uur. Je mag pas vanaf het bord versnellen, dus het duurt al snel honderd meter voor je de 120 km/uur kunt bereiken. Dus hadden ze dat bord beter een stukje verderop neer kunnen zetten. (Voor lezers die willen mailen dat dit idee niet werkt: het was een grap. Voor een ontwikkeld publiek.)

Er is nóg een probleem op de snelweg. Je hebt zones waar je overdag 120 km/uur mag en vanaf zeven uur ’s avonds 130 km/uur. Beuving vertelt hoe hij met zijn vader om kwart voor zeven zo’n zone inreed, waarop zijn vader verzuchtte: ‘Het is toch jammer dat we hier niet een kwartier later rijden, dan mochten we 130 en waren we eerder thuis.’ Waarop de zaal hard moet lachen, maar Beuving moppert dat híj dit soort dingen allemaal moet narekenen.

Vervolgens zit ik dit als ik weer thuis ben óók na te rekenen. Hoe lang moet een weg zijn zodat het verschil tussen 130 km/uur en 120 km/uur minstens een kwartier tijdwinst oplevert? Het antwoord blijkt 390 kilometer: die afstand kost bij 130 km/uur drie uur en bij 120 km/uur precies een kwartier meer. Dus als de weg langer is dan 390 kilometer, boek je meer dan een kwartier tijdwinst. Maar wacht, dat is helemaal niet de juiste som. Als je om kwart voor zeven met 120 km/uur begint, mag je na een kwartier ook 130 km/uur. De grap was ingewikkelder dan ik dacht en ik ben weer eens over mijn eigen onvermogen gestruikeld.

Eigenlijk doe ik Jan Beuving hiermee tekort, want de grappen die ik noem waren niet eens zijn beste van de avond. Zo was er bijvoorbeeld een magnifiek lied over de laatste stelling van Fermat waarin hij heldhaftig rijmt op ‘de nogal Frans geïnspireerde rijmklank -ah.’ Wie dat wil zien, moet vooral eens zelf naar het theater voor een avond cabaret zoals Wim Ibo het bedoeld heeft. Er zijn weinig dingen waar ik jaloers op ben, maar het talent van Jan Beuving is er één van.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant