Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

Stel elkaar vaker de vraag: ‘Wat zou je van gedachten doen veranderen?’


Deze week was ik in het Schotse Aberdeen voor een conferentie over wetenschapscommunicatie en voordat die begon maakte ik met twee collega’s een roadtrip naar Loch Ness. De mythe van het monster in het meer moet wel een van de succesvolste communicatiecampagnes aller tijden zijn.

Toevallig was er net toen wij er waren een jaarlijks Loch Ness-themaweekend met op zaterdagavond een heuse paneldiscussie over de vraag: ‘Nessie, nonsens of mogelijkheden?’ We vermoedden dat deze paneldiscussie onvergelijkbaar zou zijn met alles wat we gewend zijn op onze academische conferenties.

Dat bleek te kloppen, het gesprek was een wonderlijke mix van feiten en fictie. Er was een Nessie-onderzoeker die ooit in de amberkleurige ogen van het monster had gekeken en toen zo gehypnotiseerd was dat hij helaas vergat om een foto te maken. Er was een buurtbewoner die al tientallen jaren op het meer had gevaren en nog nooit iets had gezien. Er was een expert die zichzelf presenteerde als wetenschapper en heel boos was op sceptici die proberen te bewijzen dat Nessie níét bestaat: ‘Er zijn 1.159 mensen die zeggen dat ze Nessie gezien hebben. Het is toch volkomen onwaarschijnlijk dat zij het allemaal fout hebben?’

De avond begon met de vraag of Nessie een plesiosaurus kon zijn. Het panel antwoordde unaniem dat dit onzin was, die dieren zijn al vele miljoenen jaren geleden uitgestorven. Een goed begin, want zo zetten de panelleden zichzelf mooi neer als nuchter en feitelijk. Alleen werd even later de vraag gesteld wat Nessie zou moeten eten en kwam de Nessie-onderzoeker met de suggestie ‘kaas’.

Foto door Ramon Vloon op Unsplash

Het was fascinerend om te zien hoe feiten twee kanten op uitgelegd werden. De lokale scepticus vertelde over hoe de vispopulatie was afgenomen: ‘Waar je vroeger zo dertien zalmen in een middag ving, ben je nu blij als je er dertien vangt in een heel seizoen.’ Hij gebruikte dit als argument dat er te weinig voedsel in het meer is voor een groot monster, de anderen zagen het als een hint dat het monster de vissen had opgegeten (en Nessie kon natuurlijk altijd nog kaas eten).

Het publiek mocht ook vragen stellen en ik vroeg de panelleden welke misinformatie over Nessie ze het meest storend vonden. De grootste Nessie-gelover sprong hier onmiddellijk bovenop: ‘Alle luie en onjuiste verklaringen van sceptici. Ze zeggen dat ooggetuigen liegen, maar dat kunnen ze helemaal niet bewijzen.’ De man die net nog begon over kaasetende monsters, kwam nu met een bevlogen verhaal over mensen die beweren dat het monster via een tunnel naar het meer komt en gaat, terwijl er helemaal geen tunnels zijn.

De laatste vraag uit de zaal was de beste van de avond: ‘Wat zou je van gedachten doen veranderen?’ De scepticus kon snel antwoorden: als er een monster gevonden wordt in het meer, dan is hij overtuigd. De gelovers hadden het moeilijker, want wat bewijst dat iets níét bestaat? Zij besloten dat hun overtuigingen zouden wankelen als er na een jaar zorgvuldig observeren niets gevonden zou zijn.

Ik wilde dat we deze vraag vaker zouden stellen, op conferenties, in persoonlijke gesprekken en vooral aan onszelf: ‘Wat zou je van gedachten doen veranderen?’

Deze column verscheen op 30 mei 2025 in de Volkskrant.