Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Hoe versier je een dame? Waarom kennen bijna alle anderen meer mensen? Hoeveel geliefden zijn genoeg? Een wiskundige kijk op menselijke relaties. Opgenomen op 24 juni 2010 tijdens de slotbijeenkomst van het kabinetsproject Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI)



  • Deze zomer werkte ik door om mijn proefschrift af te maken. Terwijl ik al fantaseerde over wat ik zou aantrekken bij de verdediging, ontdekte ik een fout in één van mijn artikelen. De fout zat natuurlijk in de allereerste stelling, waardoor de rest van dat artikel als een kaartenhuis in elkaar viel. Een paar dagen kroop ik huilend onder mijn dekbed. Ik overwoog om mijn carrière als wiskundige aan de wilgen te hangen en een sauna op een Waddeneiland te beginnen. Mijn promotoren haalden me uit de put en verzekerden me dat elke wiskundige dit soort tegenslagen had (al kroop niet iedereen huilend onder zijn dekbed).

    Ik dacht aan Andrew Wiles. Hoe moet hij zich gevoeld hebben? Maar liefst zeven jaar werkte hij aan één bewijs en toen bleek daarin een fout te zitten. Wiles hoorde als kind over de laatste stelling van Fermat: Als n een geheel getal groter dan 2 is, dan bestaan er geen positieve gehele getallen x, y en z zodat xn + yn = z^n. Wiskundige en pestkop Pierre de Fermat schreef rond 1630 in de kantlijn van een boek dat hij een prachtig bewijs voor deze bewering had gevonden, maar dat dit bewijs niet in diezelfde kantlijn paste. Honderden jaren probeerden beroemde wiskundigen en amateurs een bewijs te vinden. Er werden grote prijzen uitgeloofd en kleine resultaten behaald, maar van een algemeen bewijs was geen sprake.

    Andrew Wiles
    Andrew Wiles

    Wiskundige Andrew Wiles besloot in 1986 dat hij alles op alles ging zetten om deze stelling te bewijzen. Hij vertelde zijn vrouw een paar dagen na de bruiloft dat hij maar tijd had voor twee dingen: zijn familie en deze stelling. De jaren daarna werkt hij in het diepste geheim en alle eenzaamheid aan zijn bewijs. Pas toen hij na zes jaar de details bijna rondhad, nam hij twee collega’s in vertrouwen. In juni 1993 presenteerde Wiles zijn bewijs in een reeks lezingen. De wiskundige wereld stond op zijn kop en het nieuws haalde de voorpagina van kranten over de hele wereld.

    Terwijl Wiles baadde in champagne (nuja, dat stel ik me zo voor) keken deskundigen zijn bewijs stap voor stap na. Na een paar maanden ontdekte iemand een subtiel foutje. Door dit ene kleine foutje stortte het hele bewijs in elkaar. Wiles probeerde het ontstane gat te dichten, terwijl de hele wiskundige wereld op zijn vingers keek. Een paar collega’s probeerden hem tevergeefs te helpen. In september 1994 (het moet een ongezellig jaar zijn geweest voor mevrouw Wiles) besloot hij nog één laatste poging te wagen voor hij het opgaf. Ineens zag hij een oplossing. Toen Wiles later in een documentatie over dat inzicht vertelde, kreeg hij tranen in zijn ogen. Dat was het belangrijkste moment uit zijn werkende leven.

    Net als Andrew Wiles ga ik mijn tanden op elkaar zetten en opnieuw beginnen. Al zijn mijn resultaten een stuk minder belangrijk en is mijn talent een stuk kleiner, die momenten van gelukzalig inzicht maken het de moeite waard om door te blijven gaan.

    Deze column verscheen afgelopen weekend in de Volkskrant.

  • De vijf leukste wiskundige knutselprojecten: een möbiussjaal, een houten rekenmachine, fractalkoekjes, een dodecaëder-handtas en Escher met lego.


    nrcnext1

  • “Als je in India in een bar komt en je zegt dat je studeert voor ingenieur, komen de meisjes in drommen op je af”, aldus de Indiase IT-er Chandrasekhar. “En je hebt het helemáál gemaakt als je halverwege de avond aankondigt naar huis te gaan om nog wat computerberekeningen te analyseren. Dan zijn ze echt niet meer tegen te houden.” Zou dat echt zo zijn? Ik kom natuurlijk zelden in kroegen in India, maar in Nederland is het volslagen ondenkbaar dat een jongen op weg naar zijn linuxserver de opdringerige meisjes van zich af moet slaan.

    Balkenende citeerde Chandrasekhar in een oproep aan Nederlandse jongeren om hun talent beter te gebruiken. Diezelfde week stuurde een vriend mij een foto van een reclamebord met “It’s my future! I want to be an engineer…sex can wait.” Zo werf je natuurlijk geen technische studenten.


    Billboard_Sex_Can_Wait

    De meeste Nederlandse meisjes willen helemaal geen ingenieur, ze willen de zanger van een band, of een advocaat, of desnoods een arts. Zelf was ik geen haar beter. Jarenlang studeerde ik in Delft tussen vriendelijke jongens die mijn band plakten, mijn computer repareerden en meegingen naar feestjes als niemand anders zin had. Maar aan het eind van zo’n feestje ging ik altijd naar huis met een kunstenaar, een muzikant of een ander moeilijk kijkend type in een zwarte koltrui. Want wat moest ik nou met een techneut?

    Tot ik prompt na mijn afstuderen verliefd werd op een ingenieur, een natuurkundige nog wel. En wat bleek dat een ideale partner! Ons eerste afspraakje was zorgvuldiger gepland dan de invasie van Normandië. Daarna maakt hij zonder problemen tijd in zijn agenda vrij voor mij en voor ik het wist woonden we samen. En als ik met vriendinnen wil afspreken, dan blijft hij gewoon wat langer in zijn lab. Ik heb nog nooit zo’n leuke vriend gehad.

    Na jaren van blindheid keek ik eens om me heen en zag dat veel bèta’s eigenlijk ontzettend geschikte partners zijn. Ze zijn slim en solide. Ze kunnen een waterleiding aanleggen en met een beetje geluk dansen ze nog op feestjes ook. En ze zijn massaal vrijgezel. Een vriend van mij had een gouden idee: een datingbureau voor bèta’s. De naam had hij al: Flirt with a nerd. Er is maar één probleem: hij kan geen vrouwen vinden die zich aan willen melden.

    Het wordt tijd dat Nederlandse meisjes beseffen dat bèta’s net als boeren een vrouw zoeken. En dat ze een voorbeeld nemen aan die Indiase meisjes en op mannenjacht gaan bij civiele techniek, werktuigbouwkunde of informatica.

    Deze column verscheen op 15 maart 2008 in Technisch Weekblad. Ik zet hem op veler verzoek online. Grappig detail: deze column hing jarenlang op de koffiekamer van mijn vriends werk. De relevante passages over hem waren gemarkeerd. Tijdens het lofwoord bij zijn promotie citeerde zijn promotor er zelfs nog een stukje uit. Nog grappiger: een vriendin van me was aan het internetdaten met een natuurkundige en kreeg deze column toegestuurd als aanbeveling. Ze zei daarna fijntjes dat niet alle nerds zo leuk zijn als mijn vriend. Waarvan akte.