Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

  • Ik dacht eigenlijk dat ik best lekker door dat glazen plafond heen was gekomen. Een hoogleraarschap, bestuursfuncties, politici die me om advies vragen. Regelmatig kijk ik om me heen bij een vergadering of diner en denk dan: “Dit is het dus: dat old-boys-network.” Want vaak ben ik de enige vrouw – en ook de enige die jonger is dan vijftig.

    Maar goed, ik zat er dus toch maar mooi tussen. Ik dacht dat ik het behoorlijk had gemaakt. Tot ik bij een diner naast een topbestuurder kwam te zitten die me waarschuwde dat ik cruciale dingen mis omdat de échte beslissingen worden genomen op het herentoilet.

    Bijna glunderend legde hij uit hoe elegant het is om een moeizame vergadering kort te schorsen, waarop de discussie verder gaat op de wc. En tja, zei hij, vrouwen kunnen natuurlijk niet met elkaar praten tijdens het plassen.

    Ik keek hem verbijsterd aan en verzekerde hem dat vrouwen op het toilet óók met elkaar praten – desnoods dwars door een muurtje of wc-deur heen. Nuja, wierp mijn gesprekspartner tegen. Misschien práten jullie dan wel met elkaar, maar jullie kennen niet die unieke intimiteit van het herentoilet.

    Pardon, geen intimiteit? Had ik niet de week ervoor nog een vrouwelijke college geholpen om de rits in de rug van haar jumpsuit dicht te maken? Zij met haar handen omhoog om haar haren uit de weg te houden, ik met mijn vingers voorzichtig op haar huid. Hoe vaak plukken we op het damestoilet niet even haren van elkaars jasjes? Gebruiken we elkaars deodorant? Vragen we of iemand toevallig tampons bij zich heeft? Hoe vaak staan we niet zij aan zij voor de spiegel om onze make-up bij te werken? Is dat geen intimiteit? En waarom zou je bij dat alles niet kunnen praten of beslissingen nemen?

    Nee, zuchtte de man naast me. Je snapt het niet. Wij staan naast elkaar te plassen en kunnen elkaar niet aankijken tijdens het praten. Dát maakt het verschil.

    Ineens zag ik voor me hoe ze daar stonden in hun blauwe en grijze pakken. Zij aan zij bij het urinoir. Ogen strak naar voren. Met hun piemel in de hand. Zó werden dus de echte beslissingen genomen. Wat een treurige gedachte.

    Ik dacht aan alle vergaderingen waarbij ik als enige vrouw aanwezig was. En hoe vaak die even waren stilgelegd zodat iedereen naar de wc kon. En welke cruciale beslissingen ik blijkbaar gemist had, doordat ik eenzaam op het damestoilet zat. Ik dacht naïef genoeg altijd dat iedereen opgelucht terugkwam dankzij de plaspauze en de kleine wandeling die daarbij hoorde. Niet omdat er buiten de vergadering, uit het zicht van mij en de notulen heimelijk een beslissing doorheen was gejast.

    Kom dus maar door met dat vrouwenquotum – al was het maar opdat er in de toekomst iets minder beslissingen worden genomen met een piemel in de hand.

    Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

  • Twitter is one of the most popular social media platforms, with over 320 million active users as of February 2019. Twitter users can enjoy free content delivered by other users whom they actively decide to follow. However, unlike in other areas where Twitter is used passively (e.g., to follow influential figures and/or information agencies), in science it can be used in a much more active, collaborative way: to ask for advice, to form new bonds and scientific collaborations, to announce jobs and find employees, to find new mentors and jobs. This is particularly important in the early stages of a scientific career, during which lack of collaboration or delayed access to information can have the most impact.

    For these reasons, using Twitter appropriately can be more than just a social media activity; it can be a real career incubator in which researchers can develop their professional circles, launch new research projects and get helped by the community at various stages of the projects. Twitter is a tool that facilitates decentralization in science; you are able to present yourself to the community, to develop your personal brand, to set up a dialogue with people inside and outside your research field and to create or join professional environment in your field without mediators such as your direct boss.

    This article is written by a group of researchers who have a strong feeling that they have personally benefited from using Twitter, both research-wise and network-wise. We (@DrVeronikaCH, @Felienne, @CaAl, @nbielczyk_neuro, @ionicasmeets) share our personal experience and advice in the form of ten simple rules, and we hope that this material will help a number of researchers who are planning to start their journey on Twitter to take their first steps and advance their careers using Twitter.

    Further information and the article itself can be found here.

  • Deze fotostrip verscheen eerder in de New Scientist.

  • De dag die je wist dat zou komen was weer daar: tijd om zoals elk half jaar verplicht het wachtwoord van mijn universiteitsaccount te veranderen. Was ik er klaar voor? Kun je dat ooit echt zijn? Ik keek naar de eisen: “Het wachtwoord moet minstens 8 tekens lang zijn. Het wachtwoord mag niet meer dan 13 tekens bevatten. Het wachtwoord moet minstens één getal bevatten. Het wachtwoord mag geen symbolen bevatten. […] Het wachtwoord kan geen deel van je (gebruikers)naam bevatten. Het wachtwoord mag geen gewoon woord of een veelgebruikte reeks tekens bevatten.”

    Wacht, waarom mocht ik *@#$%^& geen symbolen gebruiken? Ik snap dat het wachtwoord niet te kort mag zijn en ik juich het natuurlijk toe dat er Fibonacci-getallen gebruikt worden voor grenzen. Maar waarom mag mijn wachtwoord in vredesnaam niet langer dan dertien tekens zijn? Wordt het opgeslagen op een heel smal ponskaartje?

    Blijkbaar worden niet alle eisen even streng gehandhaafd, want het systeem accepteerde eens een wachtwoord dat het woord ‘ANGRY’ bevatte en ik heb ook wel eens delen van mijn naam gebruikt – wat goed nieuws is voor Melvin Q.D. Jugxby Schwartzkopf.

    Toch is het elk half jaar weer puzzelen op een wachtwoord dat aan alle eisen voldoet en toch te onthouden is. Het regelmatig verplicht veranderen van wachtwoorden is volgens experts dan ook een slecht idee [1][2]. Gebruikers kiezen namelijk minder goede wachtwoorden als ze weten dat ze die over een tijdje weer moeten veranderen. Of ze gaan over tot een systeem met steeds hetzelfde wachtwoord met een ander getal aan het eind – wat gek genoeg niet zo heel moeilijk te kraken blijkt als eenmaal een wachtwoord gelekt is. Of gebruikers die wél braaf een moeilijk te raden wachtwoord kiezen, schrijven dit op een post-it aan hun monitor. Natuurlijk zijn er wachtwoord-managers die dit soort problemen oplossen – maar dan sta je wel weer te klungelen bij een printer waarop je je wachtwoord met de hand moet intypen.

    Om het nog erger te maken zijn al die eisen aan wachtwoorden óók al een slecht idee [3]. Mensen zoeken namelijk naar manieren om zo simpel mogelijk aan de gestelde eisen te voldoen, wat juist leidt tot minder sterke wachtwoorden. De hoofdletter komt aan het begin, als een symbool verplicht is, dan doe je aan het eind een uitroepteken. Nog even ergens een cijfer erin stoppen en klaar is je W8chtwoord! De diepe ironie van dit alles is dat we, zoals Randall Munroe het ooit treffend verwoordde in zijn strip xkcd, iedereen hebben getraind om wachtwoorden te kiezen die moeilijk te onthouden zijn voor mensen, maar makkelijk te raden voor computers.

    Er bestaan elegante oplossingen, zoals bijvoorbeeld diceware, waarbij je wachtwoord uit een rijtje van zes gewone woorden bestaat. Die woorden komen uit een standaardlijst van 7.776 makkelijk te onthouden woorden. Je kiest een woord door vijf keer een dobbelsteen te gooien (waarbij er niet geheel toevallig 7.776 mogelijke uitkomsten zijn) en het bijpassende woord op te zoeken in de lijst. Dit herhaal je tot je een rijtje van zes woorden hebt. Ik probeerde deze methode en kwam op ‘geheel hommel best kaars dienst aaien’. Dat lijkt me makkelijker om te onthouden én moeilijker te kraken dat het wachtwoord dat ik nu toch maar weer braaf heb verzonnen voor het komende half jaar.