Als hun begeleider overlijdt, dalen twee promovendi af in de hel om hem terug te halen. Dat is het geweldige uitgangspunt van de net verschenen roman Katabasis van R.F. Kuang. De 29-jarige Kuang doet zelf promotieonderzoek in Oost-Aziatische talen en literatuur aan de Yale-universiteit. Katabasis is alweer haar zesde boek, na bestsellers als Babel en Yellowface. Ik ken 29-jarigen die minder indrukwekkend zijn.
Mijn vriend Dirk-Jan Arensman (die vertaler en recensent is) had zich net als ik al weken op Katabasis verheugd. Nadat hij het boek had gelezen (weer eens net eerder dan ik), schreef hij me dat hij erg benieuwd was of ik veel herkende in de beschrijving van de academische wereld.
Katabasis is een fantasyroman, voor het geval dat dit nog niet duidelijk was uit het feit dat de twee promovendi afdalen in de hel. Deze twee jonge onderzoekers promoveren in het vakgebied magie, vanuit respectievelijk wiskundig en taalkundig perspectief. Ik herkende veel van de wiskunde in het boek, bijvoorbeeld de paradoxen (‘Deze bewering is onwaar’) die de basis vormen voor alle magische formules in het boek. Ook waren er eindeloze discussies over de precieze geometrie van de hel. Kuang vertelde in 2023 aan The Harvard Crimson dat ze aan dit boek begon als een vrolijke avonturenroman: ‘Haha, de academische wereld is de hel.’ Maar dat ze tijdens het schrijven begon te denken: ‘O nee, de academische wereld is de hel.’
Helaas herkende ik ook best wat elementen van die academische hel. De aanname (in de vertaling van Hi-en Montijn) ‘dat hoe populairder iemand was bij het gewone volk, hoe minder waardevol diens onderzoek moest zijn’. Of hoe jonge vrouwelijke wetenschappers van hoogleraren de vraag krijgen of ze er niet wat sexyer bij kunnen lopen. En hoe je jezelf wijsmaakt dat de narcistische, nare klootzak die jou kleineert en uitbuit een ongekend genie is, omdat je anders aan jezelf moet toegeven dat je je hebt laten koeioneren door ‘zómaar iemand’ (al komt dit verschijnsel ook veel voor buiten de academische wereld).
Maar wat me nog het meeste liet opveren van herkenning was een passage over hoe magiërs praten over een carrière buiten de universiteit. Hoe ze tegenover hun studenten benadrukken dat allerlei werkgevers graag magiërs aannemen vanwege hun analytische vaardigheden. Maar als ze vervolgens vertellen over een voormalige student die in het bedrijfsleven is gaan werken, klinkt het ‘alsof bedrijfsleven hier een eufemisme [is] voor een opvangplek voor oude zieke honden’.
Ik heb hier zelden iets over gelezen, maar heb wetenschappers zo vaak horen mopperen over verspilling van talent als een student naar de overheid ging, leraar werd, of voor het bedrijfsleven koos. Ik zag de teleurstelling en het onbegrip in hun ogen als een uitstekende promovendus liever een baan buiten het vakgebied koos. Veel mensen die aan de universiteit werken, doen alsof ze al hun studenten opleiden voor een baan aan de universiteit. Maar de grote meerderheid gaat later ergens anders werken. En dat is maar goed ook.
Deze column verscheen op 12 september 2025 in de Volkskrant.