Categorie: Nieuw Archief voor Wiskunde

Kousbroeklezing

Op 8 april hield Ionica Smeets de zesde Kousbroeklezing in De Rode Hoed in Amsterdam. De Kousbroeklezing wordt sinds 2011 jaarlijks gehouden ter nagedachtenis van de in 2010 overleden schrijver Rudy Kousbroek.

De lezing is hier hier terug te lezen. Ook het filmpje dat in de tekst wordt genoemd is hieronder te zien.

Het artikel met de tekst van de Kousbroeklezing is op 2 juni 2016 verschenen in het Nieuw Archief voor Wiskunde.

Het keerpunt van Paul Meenen

“Docenten moeten meer opkomen voor zichzelf en hun studenten.”

Paul van Meenen (1956) is Tweede Kamerlid en de onderwijswoordvoerder van D66. Als scholier wilde hij maar één ding worden: leraar. Dat hij voor wiskunde koos was min of meer toevallig, maar de studie in Leiden beviel hem prima. Daarna werkte hij op allerlei scholen, in allerlei functies. Tot zijn buurman Alexander Pechtold hem de politiek in praatte. Van Meenen combineerde de Leidse gemeenteraad met zijn baan in het onderwijs. Het grote keerpunt in zijn carrière kwam toen hij besloot om voltijds politicus te worden: “Ik was zo boos over hoe het kabinet Rutte I over onderwijs sprak, er moest iets gebeuren.”

Waarom wilde u vroeger zo graag leraar worden?
“Het leek me een mooi beroep. Op mijn school zag ik leraren met een leven dat me erg aansprak: vrij, geen 9-tot-5-baan en veel contact met jonge mensen. Dat leek me wel wat. Wat misschien ook meespeelde is dat mijn broer gehandicapt is. Vanaf mijn jongste jeugd voelde ik me verantwoordelijk voor hem. Ik zag toen al wat het betekent als je mensen een kans geeft, hoe ze zich verder kunnen ontwikkelen. Ik wilde een beroep waarin je iets doet voor anderen, en als er één beroep is waar dat kan, dan is het leraar. Voor het vak waarin ik les wilde geven, twijfelde ik tussen wiskunde en klassieke talen. Uiteindelijk werd het wiskunde, vooral omdat twee vrienden dat ook gingen studeren in Leiden.”

Waarom vielen andere vakken af als optie?
“Dat kan ik niet helemaal terughalen. Tegenwoordig wordt er geprobeerd om meer ratio in de studiekeuze te brengen, maar volgens mij kiezen de meeste scholieren uiteindelijk nog steeds met hun hart. En dat is maar goed ook.”

U studeerde zuivere wiskunde, was dat niet zwaar als u eigenlijk docent wilde worden?
“Welnee, ik had helemaal geen beeld van wat een wiskundedocent wel en niet moest weten. Ik vond topologie en getaltheorie bijvoorbeeld prachtig. Het is een verrijking om zoiets te doen, ook al doe je er nooit meer iets mee.Wat me ook inspireerde was dat er bij wiskunde heel gedreven docenten waren. Tijdens mijn studie had ik voortdurend dat docentenbestaan in beeld.”

Kreeg u iets van didactiek tijdens uw studie?
“Dat zat helemaal niet in de opleiding. Ik kreeg mijn lesbevoegdheid nadat ik vijfendertig uur bij iemand anders achterin de klas had gezeten om te kijken hoe het moest. In die tijd begon net de experimentele lerarenopleiding van de universiteit en het leek me verstandig om die te volgen. Daar leerde ik over de psychologische, didactische en pedagogische kanten van het vak.”

Hoe beviel het toen u eindelijk voor het eerst zelf voor de klas stond?
“Dat was geweldig mooi. Na mijn studie was ik een jaar ziek, maar ik wilde toch graag werken. Ik zocht ik een baan dichtbij huis en kwam terecht op een VHBO. Dat was een schakelopleiding tussen het toenmalige VBO, de huishoudschool of technische school, en het HBO. De studenten waren ongeveer even oud als ik en grepen de kans om naar het HBO te kunnen. Het was heel emanciperend onderwijs. Ik begon omdat ik leraar voor mezelf een mooi beroep vond, maar al snel zag ik hoeveel het voor mensen kon betekenen.”

Waarom ging u er weg?
“Na zes jaar zag ik in de krant een vacature bij de hogeschool in Breda. Ik besloot eens een briefje te schrijven om te kijken wat er gebeurde. Ik werd aangenomen en het was daar fantastisch. Je kreeg er als docent enorm veel ruimte om samen met collega’s je eigen vak in te vullen. Er was in je werkweek ook echt voldoende tijd om daar goed over na te denken. Zo kon je steeds inspelen op wat de studenten nodig hadden. Die vrijheid was een enorm verschil met mijn eerdere baan en vooral met wat ik later zag in het voortgezet onderwijs. Inmiddels zijn docenten in alle takken van het onderwijs veel van die vrijheid kwijtgeraakt, terwijl ze die nodig hebben om goed te functioneren. Daar wijs ik vaak op in de Tweede Kamer, we moeten ervoor vechten om docenten die ruimte terug te geven.”

Hoe belandde u vanuit het onderwijs in de politiek?
“Het begon toen Alexander Pechtold naast me kwam wonen, hij was in Leiden wethouder voor D66. Alexander vroeg me in de aanloop naar de verkiezingen van 2002 om mee te denken over onderwijsbeleid. Die samenwerking beviel goed. En als je Alexander een beetje kent, dan weet je dat ik daarmee nog niet klaar was. Voor ik het wist stond ik op een lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. En ook dat bleek enorm leuk. In de gemeentepolitiek leer je je stad zo goed kennen.”

Portret-Paul-van-Meenen

Wat kan onderwijs van de politiek leren?
“In het onderwijs zijn we erg consensus-gericht, we kunnen eindeloos ergens over praten en alsmaar geen besluit nemen. Dat is in de politiek heel anders, het hele proces is gericht op besluitvorming. Je spreekt van tevoren af dat je op een bepaald moment een besluit zult nemen. In de tussentijd verzamel je zoveel mogelijk informatie, maar op het afgesproken moment hak je de knoop ook echt door. Bovendien is er in de politiek volstrekt helder wat het genomen besluit inhoudt, dat is ondubbelzinnig opgeschreven. Als het in de onderwijswereld eindelijk lukt om met zes mensen aan tafel een besluit te nemen, dan kan iedereen weglopen met een volkomen eigen beeld van wat het besluit nu precies is.

Andersom is het voor de politiek goed als er mensen uit de praktijk in komen: mensen die echt weten waar ze het over hebben. Dat gebeurt in mijn ogen te weinig. Ik maakte me vroeger enorm druk over hoe Den Haag besluiten over onderwijs nam.”

Gaf dat de doorslag om in 2012 naar de landelijke politiek te vertrekken?
“Alexander Pechtold had me al jaren eerder gevraagd, maar ik wilde eigenlijk niet van de politiek mijn werk maken. Ik hield van het onderwijs. Bovendien leek het me vervelend dat je in de politiek niet puur op je eigen werk wordt afgerekend, je kunt uitglijden over de bananenschil van een ander. En zo kon ik nog wel een paar redenen verzinnen om niet naar de Tweede Kamer te willen.

Maar ik was echt boos over hoe het kabinet Rutte I over onderwijs sprak. De steen des aanstoots was de urennorm. De toenmalige minister van onderwijs kreeg klachten van ouders dat hun kinderen zo vaak onverwachts thuis waren omdat er lessen uitvielen. Toen bleek er nog ergens een oud wetsartikel te liggen met een urennorm, wat nooit actief was geweest. Uiteindelijk kwam daar de norm uit dat middelbare scholieren per jaar minstens 1040 uur les moesten krijgen. Dat was zo de verkeerde manier van denken over onderwijs: alsof tijd hetzelfde is als kwaliteit. Iedereen in het onderwijs vroeg zich af waar dit over ging. Langzaam ontwikkelde zich een soort woede in me. Ik ben niet snel kwaad, maar ik voelde dat er iets moest gebeuren. Ik heb er drie weken slecht van geslapen, maar uiteindelijk besloot ik dat ik er in de politiek echt iets aan kon doen.”
(En dat is overigens gelukt, in mei dit jaar is besloten dat de 1040-urennorm vervalt, red)

Heeft u in de Tweede Kamer nog iets aan uw studie?
“Met wiskunde heeft het allemaal niet zoveel te maken. Al is het fijn dat ik heb geleerd om analytisch te denken. Iedereen zit hier de hele dag conclusies te trekken. Zeker in de onderwijshoek komen er redeneringen voorbij die logisch gezien niet helemaal correct zijn. Er wordt ook enorm veel met getallen gegooid. Ik vind het fijn dat ik kan kijken wat getallen betekenen en vooral wat ze níet betekenen.”

Mist u het onderwijs?
“Ik kom gelukkig nog steeds veel op scholen en een deel van mijn werk is in zekere zin ook nog steeds lesgeven. Sommige collega’s zien me wel eens een beetje als een schoolmeester.” (Van Meenens voorlichter op de achtergrond grinnikend: “Nóóit.”) “De Tweede Kamer is ook echt een bijzondere omgeving. Iedereen in het gebouw heeft het gevoel dat we ergens voor staan: van beveiligers tot de kantine. We doen het samen en er zit hier zoveel kwaliteit.”

Wat wilt u vanuit de politiek zeggen tegen wiskundigen?
“Je beroep is meer dan je vak. Juist wij wiskundigen zitten dicht bij dingen die aantoonbaar zijn. Beperk het onderbouwen van stellingen niet tot je vak, maar doe het ook in de rest van je leven. Zeker docenten moeten meer voor zichzelf opkomen en voor degenen voor wie ze hun beroep uitoefenen. Als het belang van je leerlingen in het geding is, dan kun je niet zeggen dat jij alleen van de wiskunde bent. Je bent ook van de rest. Docenten hebben te snel een meegaande houding: ‘De politiek wil dit, we doen het wel weer.’ Nee! Wees altijd kritisch en blijf zelf nadenken. Het klinkt heftig, maar ik meen het wel.”

Dit artikel verscheen in september 2014 in het Nieuw Archief voor Wiskunde.

Het keerpunt van Jantine Ruinard (artikel)

“Onderwijs is perfect voor de tweede helft van je leven.”

Ze is nu wiskundelerares, maar eind jaren tachtig reisde Jantine Ruinard (47) de wereld over als fotomodel. Daarna werkte ze als boeker bij een modellenbureau, maar in 2005 begon het te kriebelen. Ze wilde iets nuttigs doen. Via haar zoon herontdekte ze haar oude liefde voor wiskunde. De tweedegraads lerarenopleiding op afstand was zwaar, maar sinds een paar jaar staat ze met veel plezier voor de onderbouw VMBO/HAVO/VWO op het Vlaardingse Groen van Prinstererlyceum.

Ruinard was op de middelbare school goed in wiskunde. Ze was zelfs het enige meisje dat natuurkunde en wiskunde 2 deed. Toch vroeg nooit iemand of ze al eens aan een exacte studie had gedacht: “Achteraf vind ik dat zó raar. Dat geen docent tegen me zei dat ik dat zou kunnen.” Ze koos voor fysiotherapie aan de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding, het leek haar fijn om mensen te kunnen helpen.

Hoe ben je ontdekt als fotomodel?
Een jongen uit het dorp moest voor zijn school een foto-opdracht doen en ik hielp hem door te poseren. Hij vroeg daarna of ik de foto’s naar modellenbureau Intermodel in Rotterdam wilde brengen. Hij hoopte dat ze hem dan wilden huren. In de vakantie ging ik met zijn afdrukken naar dat bureau, ik liep gewoon binnen zonder afspraak. Er was toen net een modellenbureau uit Milaan op bezoek. Die Italiaanse meneer sprak me aan alsof ik een model was. Hoe lang was ik? Wanneer kon ik naar Milaan komen?

Had je er zelf aan gedacht om model te worden?
Nee, het kwam me ook helemaal niet uit. Ik had het naar mijn zin bij fysiotherapie. Eerst dacht ik dat ik modellenwerk als bijbaan kon doen. Maar voor ik het wist slokte het werk me op: een show in Düsseldorf, dan weer naar Tunesië. Het was niet te combineren met mijn studie en het was ook heel spannend om mee te maken. Ik dacht dat ik op den duur wel weer verder zou gaan met fysiotherapie. Maar na een paar jaar was alles weggezakt en ik zag er enorm tegen op om alles te herhalen. Dus dat werd hem niet.
Alles kon ook altijd op het laatste moment veranderen. Dan werkte ik in Keulen en dan hoorde ik ‘s avonds dat ik de volgende ochtend een opdracht in Lille had. Dan moest ik maar zien hoe ik daar kwam. Na vijf en half jaar wilde ik meer regelmaat, gewoon een baan op een kantoor van negen tot zes met het weekend vrij. Een vriend was net zijn eigen bureau Max Models begonnen en vroeg me om daar boeker te worden. Zo bleef ik toch nog betrokken bij het glamourwereldje. Ik vond het contact met de klanten leuk en ook het begeleiden van beginnende modellen. Maar op een gegeven moment gaf het werk me niet meer genoeg voldoening. Dit wilde ik niet tot mijn 65ste te doen. Ik voelde heel erg de drang om betekenisvoller werk te doen.


Jantine Ruinard op de cover van Libelle.
Jantine Ruinard op de cover van Libelle.

Dacht je toen gelijk aan onderwijs?
Ik dacht nog even om terug te gaan naar fysiotherapie. Maar dat leek me toch geen goed idee voor het tweede deel van je werkzame leven. Het is een fysiek zwaar vak en je wordt zelf juist lichamelijk zwakker. En dan word je elke dag geconfronteerd met al die tekortkomingen, blessures en ellende die het lichaam kan overkomen. Dat leek me niet leuk. Onderwijs leek me veel vrolijker. Dat is misschien soms een beetje saaiïg, maar ik heb vroeger genoeg spannende dingen meegemaakt. Nu gaat het meer om de inhoud, en dat is op deze leeftijd een veel interessantere uitdaging.

Waarom besloot je om juist wiskunde te gaan geven?
Mijn zoontje was in die tijd zeven en had plezier in rekenen. Ik verzon sommen voor hem, dan vroeg ik x – 4 = 3, wat is x? Ik vond dat zó leuk om te doen. Toen ben ik voorzichtig uit gaan zoeken hoe ik wiskundelerares kon worden. Een avondstudie zat er met twee jonge kinderen niet in. Ik koos voor de lerarenopleiding via afstandsleren bij Windesheim-LOI.

Hoe beviel het om wiskunde op eigen kracht te doen?
Als mijn kinderen naar school waren, sloeg ik gelijk mijn boeken open. Als ze dan tijdens de lunchpauze ineens weer voor mijn neus stonden, duurde het even voor ik weer helemaal terug op aarde was. Ik moest bij mijn studie alles zelf doen. Als ik een docent mailde met een vraag, dan kreeg ik pas na twee dagen antwoord. In de tussentijd had ik dan al lang uitgezocht hoe het zat. Pas bij de tentamens in Leiderdorp ontmoette ik andere studenten. Daarna mailden we en overlegden we hoe je een bepaalde opgave moest aanpakken. Dat was wel een grote steun. Het was heel zwaar, 90% van de studenten viel af. Op een validatiecongres vroegen ze me later hoe dat kwam, was de opleiding misschien een beetje te moeilijk?

En? Was hij te moeilijk?
Ach, weet je wat die wiskundedocenten dachten? Ze wisten dat de afstandsstudenten 35-plussers zijn. Die wilden ze niet diezelfde kinderachtige stof geven als die kinderen die direct van de middelbare school komen. Ze wilden het een beetje spannender maken. Maar ze vergaten dat wij al ruim twintig jaar uit de schoolwiskunde waren. Ik moest eerst mijn niveau weer terugkrijgen op waar ik ooit geëindigd was in 6 VWO. Daar was ik een paar maanden mee bezig en dan wilden de docenten gelijk een enorme sprong maken naar HBO-plus. Daarnaast leer je als je boven de veertig bent minder makkelijk even iets uit je hoofd. En die grafische rekenmachine hadden wij nooit gezien. Pfoe! Dan moest je kijken hoe dat ding in hemelsnaam werkte.

Wat verbaasde je het meeste toen je begon met lesgeven?
Ik was gewend om te werken van negen tot zes. Op vrijdagmiddag om vier uur moest je bij Max Models nog even door. Je moest dan de boekingen voor het weekend én maandag doorgeven. Er moest dan echt een tandje bij. En toen kwam ik hier voor het eerst op school en zaten de leraren op vrijdagmiddag om twee uur te puffen dat ze nog een uur moesten. Toen vroeg ik me af wat een belachelijke ambtenarenmentaliteit dat was.
Maar nu ben ik zelf hier en merk ik hoe enorm veel energie het onderwijs kost. Als ik zes uur les moet geven, dan heb ik tussen 8.15 en 14.05 uur twee kleine pauzetjes, daarin kun je net even naar de WC. Dan ben je daarna echt moe. Tijdens de les moet je er gewoon staan, je kan geen koffie halen, niet eten, niet even iets kopiëren. Er staat een groep voor je neus en je moet zó wakker zijn en helemaal bij. Op kantoor kom je er grieperig nog wel door op de automatische piloot. Voor de klas kan dat niet, daar moet je fit zijn.

Wat vind je het leukste aan voor de klas staan?
Als je ziet dat ze het snappen. En de humor die ze hebben, ze kunnen je ook heel goed typeren: je krijgt echt een spiegel voor gehouden. Het is natuurlijk hartstikke leuk als je bij het nakijken ziet dat iets dat je hebt uitgelegd goed gaat. Ik leer de brugklas bij het optellen van letterrekenen dat ze de gelijksoortige termen moeten omcirkelen, elke soort term met een eigen kleurtje. Als ze dat dan doen op de toets en het is allemaal goed… Vooral de meiden zijn daar zo keurig in, jongens zitten toch een beetje te krassen en friemelen. Ze kunnen dan zelf niet meer zien of iets een 9 of een y is. Terwijl je in de onderbouw een heel eind komt als je dingen netjes opschrijft en een beetje structuur en orde hebt.
Ik wil mijn leerlingen het gevoel geven dat ze het kunnen op de repetitieweek, met alle sommen die ze geoefend hebben. Dat ze trots zijn op zichzelf, omdat ze iets kunnen. Ze moeten het leuk vinden omdat het lukt. Zelf vond ik dat bij wiskunde vroeger altijd heel fijn. Bij Frans kon je wel twee uur bezig zijn voor je die woordjes uit je hoofd kende. Bij wiskunde maakte je vijf opgaven, die kwamen uit en dan was je klaar. Dat is toch heerlijk? Bij de andere vakken is dat veel minder duidelijk.

Wil je tot je 65ste voor de klas blijven?
Ja! Er zijn nog zoveel mogelijkheden hier. Volgend jaar ga ik ook in het Engels lesgeven. Dat is natuurlijk ook wel een uitdaging. Ik ben net drie jaar bezig, maar word ontiegelijk gestimuleerd om cursussen te doen. Je wordt constant achter je broek gezeten. Maar ik ben pas net een beetje bijgekomen van die studie.

Dit interview verscheen december 2012 in Nieuw Archief voor Wiskunde.