Categorie: Column

Ionica daagt u uit: Doe iets dat bijna in uw naam zit

Een goed gekozen set randvoorwaarden leidt pas écht tot originele uitdagingen. Ionica Smeets daagt u uit deze zomer. Aflevering 3: Doe iets dat bijna in uw naam zit.

Weet u wie de bedenker is van het populaire online spel Wordle, waarbij je een woord moet zien te raden? Het is…John Wardle. Ik vraag me af hoe het ging toen hij een naam zocht. Hij wilde vast iets met ‘word’ erin, omdat dit de lading goed dekte en dan nog iets erbij. En toen was het een kleine stap van Wardle naar Wordle.

Heerlijk toch om iets zo subtiel naar jezelf te vernoemen. Ik moest denken aan de geweldige Straatnaambordjesblues die Jeroen van Merwijk schreef voor Harrie Jekkers. In dat lied vraagt Jekkers zich af wat mensen als Adriaan van Ostade en Peerke Donders hebben gedaan zodat ze met hun naam op een straatnaambordje kwamen te staan. Maar dan loopt hij door Monseigneur Bekkerslaan (‘Nouja zeg, nooit van gehoord al hebt-ie vast wel wat gedaan’) en maakt Jekkers daar met een viltstift de Monseigneur Jekkerslaan van.

Er zijn prachtige voorbeelden van aptoniemen: mensen die een beroep hebben dat perfect bij hun naam past, zoals bijvoorbeeld Ferry Kok die kok is op een ferry, Henny de Haan die voorzitter was van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders of de Amerikaanse advocaat Sue Yoo.

Ook is er onderzoek dat laat zien dat mensen graag een beroep of woonplaats kiezen die past bij hun naam, zoals het in 2002 verschenen artikel met de toffe titel: Why Susie Sells Seashells by the Seashore: Implicit Egotism and Major Life Decisions. Daarin laten de auteurs onder andere zien dat in Amerika Laura en Larry relatief vaak lawyer worden (zouden ze in Nederland dan eerder laborant worden?), terwijl Denise en Dennis oververtegenwoordigd zijn onder dentists.

Iemand die zijn naam op twee manieren wist te gebruiken is William Crush, die in 1896 werkte voor een Amerikaanse spoorwegmaatschappij. Hij bedacht een publiciteitsstunt met een botsing van twee oude locomotieven, waar dan duizenden mensen naartoe konden komen (met de trein, zodat de spoorwegmaatschappij flink verdiende aan dit evenement). Er werd een speciaal dorpje langs het spoor opgericht voor dit spektalen en Crush noemde dat heel bescheiden: Crush – en het evenement heette ‘Crash at Crush’. Ook weer één letter verschil met zijn achternaam. Helaas ging de botsing helemaal mis, boilers ontploften, brokstukken vlogen door de lucht, twee toeschouwers overleden en anderen raakten gewond. Crush werd diezelfde avond ontslagen, maar een dag later opnieuw aangenomen, kreeg volgens de geruchten een bonus en werkte tot zijn pensioen voor dezelfde spoorwegmaatschappij. Toch zou ik u niet aanraden om zijn voorbeeld al te letterlijk op te volgen.

Maar wat kunt u wél doen dat op één letter na in uw naam zit? Cornald Maas kan allerlei kanten op en kan bijvoorbeeld minister president worden (Cornald Baas), astronaut (Cornald Mars) of gastro-enteroloog (Cornald Maag). Mijn voormalige assistente Stefanie Brackenhoff wierp tegen dat dit vooral leuk is voor mensen met een korte achternaam, wat kon zij nu bedenken met haar naam? Een dag later appte ik haar: ‘Autosloperij Wrackenhoff’. Als haar promotie in de sterrenkunde mislukt, heeft zij nu een prima plan B. Voor mezelf heb ik dat ook: ik kan emigreren naar Nieuw-Zeeland en een snoepwinkel beginnen: Ionica Sweets.

Deze column verscheen op 29 juli 2022 in de Volkskrant.

Lees hier ook de andere columns van de reeks:
Aflevering 1: Reis zo ver mogelijk in 24 uur
Aflevering 2: Leg een verzameling aan met een gek criterium
Aflevering 4: Spaar ze allemaal
Aflevering 5: Breng meer willekeur in uw leven
Aflevering 6: Speel met de regels

Ionica daagt u uit: Leg een verzameling aan met een gek criterium

Een goed gekozen set randvoorwaarden leidt pas écht tot originele uitdagingen. Ionica Smeets daagt u uit deze zomer. Aflevering 2: Verzamel met een gek criterium.

Dit voorjaar was ik in het Duitse Museum Ritter. In een klein dorpje, pal naast de gelijknamige fabriek die de vierkante chocoladerepen maakt, staat een groot vierkant gebouw. Daarin bevinden zich een chocoladewinkel, een expositie over chocolade, een café en mijn nieuwe lievelingsmuseum. Museum Ritter laat werken zien uit de verzameling van Marli Hoppe-Ritter, de kleindochter van de oprichter van de chocoladefabriek. Het thema van haar kunstcollectie is ‘vierkant’, met bijvoorbeeld schilderijen van Vera Molnar, gevouwen vilt van Peter Weber en een sculptuur als een drie-dimensionale Mondriaan van Jean Gorin. De collectie bestaat inmiddels uit bijna 1200 schilderijen, objecten, sculpturen en andere werken. (Ik zou zelf streven naar een verzameling van 1225 stuks, want dat is een kwadraat en dat past mooi in het thema.)

Wat een heerlijk idee om je verzameling op te bouwen rond het thema ‘vierkant’! Ik vertelde de afgelopen weken aan allerlei mensen over dit briljante selectiecriterium. Het grappige was dat bijna iedereen enthousiast was, behalve een vriendin die verstand heeft van collectiebeheer. Zij werd gék bij het idee: je krijgt hierbij werken uit allerlei tijdvakken, met allerlei verschillende materialen en technieken – hoe heb je dan ooit de expertise om dat goed te conserveren en waar nodig te restaureren? Nuja, ik weet wie ik níet vraag om mijn collectie te beheren als ik ooit een excentrieke miljardairs-verzameling ga aanleggen.

Ook met een kleinere beurs kun je een verzameling met een heerlijk criterium beginnen. Wiskundedocent Andrea Hoofs verzamelt boeken met een niet-uitgeschreven getal in de titel. Het aardige is dat ze daardoor boeken ontdekte die ze nooit gelezen zou hebben, zoals Boy 7 of Vak 127.

Wie niet zo van vierkanten, getallen of boeken houdt, kan een héél ander soort verzameling aanleggen. Quirien van Haelen schreef ooit het gedicht Côte d’Azur. Dat begint zo:

Brigitte, Verona, Eva, Kim, Marieke
Aurora, Mäde, Tina, Claire, Yvon
Yolanda, Nina, Daisy, Sue, Manon
Martine, Lilly, Nancy, Annemieke,

Daarna komen nog meer meisjesnamen, gevolgd door een paar witregels en dan de conclusie: ‘Het volgend jaar een busreis naar Lloret. Wellicht haal ik daar wél een heel sonnet.’

Dit is natuurlijk een prachtige verzameling, maar de selectieregels zijn nog wat aan te scherpen, want alleen wat rijm en genoeg namen om een sonnet te vullen is wat makkelijk. Zelf hield ik als student de beginletters bij van de voornamen van de mensen waarmee ik had gekust en ik hoopte het alfabet vol te sparen – een heel helder criterium. Alleen ging dat wel eens mis, bijvoorbeeld als ik in lawaaierige discotheek dacht dat ik Jörg versierd had (eindelijk de letter J!) en een uur later ontdekte dat ik zijn naam verkeerd had verstaan en nu de T dubbel had. Ik heb deze verzamelpoging lang geleden gestaakt, maar nog steeds veer ik even op als ik een Quirien tegenkom: ‘Dat is een goede voor de Q!’.

Deze column verscheen op 22 juli 2022 in de Volkskrant.

Lees hier ook de andere columns van de reeks:
Aflevering 1: Reis zo ver mogelijk in 24 uur
Aflevering 3: Doe iets dat bijna in uw naam zit
Aflevering 4: Spaar ze allemaal
Aflevering 5: Breng meer willekeur in uw leven
Aflevering 6: Speel met de regels

Ionica daagt u uit: reis zo ver mogelijk in 24 uur

Een goed gekozen set randvoorwaarden leidt pas écht tot originele uitdagingen. Ionica Smeets daagt u uit deze zomer. Aflevering 1: reis zo ver mogelijk in 24 uur.

Op 30 maart om 7.01 ’s morgens stapte Jo Kibble in zijn woonplaats Londen op de Eurostar naar Parijs. Dat was het begin van een spannende reis, want Kibble wilde kijken hoever hij kon komen in 24 uur. Wat was (hemelsbreed) het verste punt dat hij binnen één dag per trein kon bereiken?

Zijn reis was live online te volgen. Van Parijs naar Strassbourg en van daaruit door naar Basel. Je voelde zijn zenuwen als een trein ergens even stilstond, kon hij zijn overstap halen? Verschillende mensen probeerden te voorspellen waar Kibble zou eindigen. Hij nam een Italiaanse trein naar het zuiden. Zou hij de laatste spoorpont van Europa nemen om de Straat van Messina over te steken en in Sicilië te eindigen? Maar een boot was natuurlijk te langzaam voor Kibble die zo ver mogelijk probeerde te reizen in 24 uur. Hij eindigde uiteindelijk na een reis van 23 uur 59 minuten en 15 seconden op het station van Bova Marina in Calabrië – hemelsbreed 1964,6 kilometer van zijn beginpunt.

Nu is natuurlijk de vraag: kan het verder in 24 uur? Je hoeft niet in Londen te beginnen, misschien kom je wel verder als je in Amsterdam of Arnhem begint. Het interessante aan deze uitdaging is dat hij uit twee delen bestaat. Je moet eerst thuis flink puzzelen op dienstregelingen om de ideale route te bepalen. Maar daarna komt er een tweede deel waarbij je de reis ook echt moet maken. Een traject met heel krappe overstappen kan op papier het snelste zijn, maar als er onderweg iets misgaat, valt je hele plan in het water. Hoe robuust ga je je reis plannen?

Kibble maakte overigens vorig jaar ook al een zover-mogelijk-in-24-uurs-reis, maar toen met de bus – waarbij hij alleen lijnen van het openbaar vervoer mocht gebruiken. Tijdens een lockdown boog hij zich avonden over kaarten, dienstregelingen en busroutes. In augustus besloot hij om het traject dat hij had berekend ook echt af te leggen, die keer eindigde hij in Morecambe (iets minder dan 340 kilometer van zijn beginpunt). Het aardige van zo’n 24-uurs-openbaar-vervoer-busreis is dat die helemaal niet zo duur is, het kostte Kibble omgerekend minder dan 70 euro.

Als je helemaal geen budget hebt, dan kun je ook kijken hoever je kunt fietsen, lopen of wandelen in 24 uur. Al wordt het dan meer een Maarten-van-der-Weijden-achtige sportieve uitdaging dan een wiskundige puzzel.

Of je kunt gaan liften, waarbij toeval een grote rol speelt en je niet alles zelf vooraf kunt plannen. Maar zou je daarmee verder kunnen komen dan met de bus? Ik kreeg laatst de tip om een liftbordje te maken waarop een spelfout staat. Betweterige automobilisten zullen stoppen om je op die fout te wijzen – en dan kun je hen gelijk om een lift vragen.

Deze column verscheen op 15 juli 2022 in de Volkskrant.

Lees hier ook de andere columns van de reeks:
Aflevering 2: Leg een verzameling aan met een gek criterium
Aflevering 3: Doe iets dat bijna in uw naam zit
Aflevering 4: Spaar ze allemaal
Aflevering 5: Breng meer willekeur in uw leven
Aflevering 6: Speel met de regels

Dalend vertrouwen in de wetenschap?

‘Het is ironisch hoeveel misinformatie er is over misinformatie’. Dat zei socioloog Massimiano Bucchi een paar weken geleden in Brussel op een conferentie over de toekomst van de wetenschapscommunicatie. Sindsdien denk ik elke week een paar keer aan zijn lezing.

Bijvoorbeeld toen deze week een collega-onderzoeker een lang betoog hield over het verband tussen misinformatie op sociale media, de bedreigingen van Marion Koopmans en het dalende vertrouwen in de wetenschap.

Ja, beaamde ik: er is allerlei misinformatie op sociale media en de bedreigingen aan Marion Koopmans en andere wetenschappers zijn onacceptabel. Maar…het vertrouwen in de wetenschap daalt helemaal niet. Sterker nog: het is juist gestegen de afgelopen jaren.

Het Rathenau Instituut meet sinds 2012 het vertrouwen dat Nederlanders in de wetenschap hebben. Een representatieve steekproef van burgers geeft daarbij aan hoeveel vertrouwen ze hebben in verschillende instituties op een schaal van 1 (geen enkel vertrouwen) tot 10 (volledig vertrouwen). Wetenschap kreeg in 2021 een 7,4 – het hoogste cijfer van de onderzochte instituties. Kranten kregen bijvoorbeeld een 6,1 en het slechtst scoorden ‘grote bedrijven’ met een 5,5.

Een 7,4 voor de wetenschap, dat is een meer dan ruime voldoende – en het is hoger dan de 7 à 7,1 waartussen het vertrouwen schommelde in de metingen sinds 2012.

Toen ik dit tegen mijn collega zei, antwoordde hij dat hij dit niet wist, maar dat de groep mensen die wetenschap wantrouwde natuurlijk wel groeide. Ook dat klopte niet met de cijfers: bij de meest recente meting gaf 90% van de bevolking hun vertrouwen in de wetenschap minstens een 6, en ook dit percentage was hoger dan in eerder jaren.

Hoe komt het dat collega’s deze cijfers niet kennen? Daar ging die lezing van Massimiano Bucchi in Brussel dus ook over. Zijn titel was: Wantrouwend en slecht geïnformeerd? Ideologische stereotypen van burgers in wetenschapscommunicatie. Bucchi gaf direct aan het begin de spoiler dat het antwoord op zijn vraag natuurlijk ‘nee’ was. Burgers zijn over het algemeen niet wantrouwend en slecht geïnformeerd. De resultaten van hoog en zelfs groeiend vertrouwen in de wetenschap zien we over heel Europa terug.

Toch gebruiken wetenschappers en beleidsmakers graag dit soort stereotypen. Die combineren ze vaak met het achterhaalde idee dat dé oplossing voor alle bestaande problemen ligt in het overbrengen van ‘de feiten’. Bucchi bepleitte dat dit handig uitkomt voor wetenschappelijke en politieke instituten, omdat ze de verantwoordelijkheid daarmee kunnen schuiven naar burgers, (sociale) media en onderwijs. Zelf kunnen ze op een lekker paternalistische manier aan wetenschapscommunicatie blijven doen en hoeven ze niets te verbeteren.

En dat is jammer. Want hoewel het vertrouwen hoog is, vindt slechts 20% van de Nederlanders dat wetenschappers voldoende tijd besteden aan ontmoetingen met mensen zoals zij om hun werk uit te leggen. Je zou bijna mopperen dat wetenschappers wantrouwend en slecht geïnformeerd zijn over de samenleving, maar laat ik niet in makkelijke stereotypen vervallen.

Deze column verscheen op 7 juni 2022 in de Volkskrant.

Gelijkheidsprincipe (columnistenmarathon 2022)

De Volkskrant vroeg alle columnisten een column van tweehonderd woorden te schrijven over het thema ‘democratie’. Alle columns zijn hier te vinden. Ionica haar bijdrage leest u hieronder:

Bij een voorgaande columnistenmarathon had ik een meningsverschilletje met de eindredactie. Mijn column was langer dan de voorgeschreven tweehonderd woorden – en dat mocht niet. ‘Past hij daadwerkelijk niet?’, informeerde ik bij de dienstdoende eindredacteur. Ik wist namelijk dat ik gemiddeld kortere woorden gebruik dan talloze collega’s, zeker omdat ik veelvuldig priemgetallen en cijfercombinaties opsom. Zowel ‘7’, ‘arbeidsongeschiktheidsverzekering’ als ‘meervoudigepersoonlijkheidsstoornis’ tellen als één woord. Mijn tegenargumenten werden gediskwalificeerd: ‘Alle columnisten zijn gelijk en hebben recht op tweehonderd woorden.’

Deze controlemaniak kortte mijn columnistenmarathoncolumn genadeloos in. Vervolgens verscheen die naast een column van tweehonderd woorden die anderhalf keer zo lang was als mijn verhandelingetje. Ik wenste mijn breedsprakige collega en zijn ellenlange, opgezwollen, bombastische woorden een enkele reis richting Gasselterboerveenschemond. (Ik wilde eerst Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch schrijven, maar ik moet deze column ook hardop voordragen bij de columnistenmarathon.)

Ook oneerlijk: Aaf Brandt Corstius en Sander Schimmelpenninck pakken met hun namen veel meer ruimte dan Eva Hoeke en Joost Zaat. Tijd voor represaillemaatregelen! Bij deze gelegenheidscolumn buitte ik mijn tweehonderd woorden superpietepeuterig uit met een bovengemiddelde hoeveelheid zeslettergrepige samenstellingen.

Zo gaat het ook in een democratie. Gelijkheidsprincipes zijn prachtig, maar als je iedereen dezelfde rechten geeft, betekent dat nog niet dat iedereen ook hetzelfde krijgt.

‘Wist je dat het allemaal enorm meevalt met de gevolgen van alcohol in het verkeer?’

‘Het is echt belachelijk dat je niet mag autorijden als je een paar wijntjes ophebt. Waar bemoeit de overheid zich mee? Het is mijn leven en mijn auto en ik kan zelf heus wel inschatten of ik nog goed genoeg kan rijden.

Ja ja, er zijn inderdaad ook andere mensen op de weg. Maar goed, als je niet op tijd kunt wegkomen als ik eens een klein beetje uit mijn baan rijdt, ja, dan vraag je ook wel een beetje om. Dan moet je ook maar niet gaan fietsen als je zo kwetsbaar bent. Zo iemand had net zo makkelijk zelf in een sloot kunnen rijden. Wie zegt dan dat het mijn fout is?

Wist je dat het allemaal enorm meevalt met de gevolgen van alcohol in het verkeer? Hooguit 23% van de dodelijke slachtoffers zou door alcohol in het verkeer komen. Nou, dat is een lager percentage dan van de limoncello die ik net nog had, ha. Doe mij er trouwens nog maar één.

Verreweg de meeste doden in het verkeer vallen dus zonder dat er iemand te veel alcohol op heeft. Bij 77% van de slachtoffers heeft er helemaal niemand iets gedronken. Eigenlijk is het dus veel gevaarlijker om zoals jij cola te drinken en dan te gaan rijden. Ik las laatst nog dat alcohol je scherper maakt, dat zal het zijn.

Wat zeg je? Oh, jij denkt dat dit een slechte vergelijking is omdat minder dan 23% van de bestuurders dronken achter het stuur zit? Nou, spreek voor jezelf, hahaha. Wat mompel je nu? Heeft het SWOV berekend dat een automobilist bij een bloedalcoholgehalte van 1,5 ‰ een twintig keer zo hoog risico op een ongeval heeft? Wat een grappig woord is dat: SWOV, SWOVVVV, SWOVVVVVV. Maar goed, wie zijn die lui van dat ‘nationaal wetenschappelijk instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek’? Waarom geloof jij die zomaar? Wie betaalt hen?

Trouwens, ik lees ook allerlei wetenschappelijke studies. Zo las ik laatst dat ik helemaal niet in een risicogroep val, want mensen van mijn leeftijd hebben juist minder vaak ongevallen. Daar heb je niet van terug hè? Daarbij drink ik alleen maar natuurlijke producten en die zijn hartstikke goed voor je, dat is ook bewezen. Bier komt van hop, wijn van druiven, limoncello van limoenen. Ik ben hier heel gezond bezig. Heb je wel eens opgezocht hoeveel chemische stoffen er in die cola van jou zitten? Doe eens je eigen onderzoek. In de middeleeuwen dronk iedereen bier, zelfs kinderen. En zeurde er toen iemand over ongevalsrisico? Nee hè?

Denk ook eens aan de risico’s die ik loop als ik nu *niet* naar huis rijd. Als ik hier de hele nacht blijf, dan kan er ook van alles misgaan. Deze kroeg kan afbranden, ik kan van de trap vallen, levensgevaarlijk allemaal. Dan kun je beter met een paar biertjes, of met een paar biertjes, wat wijntjes en twee limoncello op lekker naar je eigen veilige huis rijden. Je moet je niet zo gek laten maken door wat je in de mainstream media leest, joh.

Waarom bel je nou een taxi voor jezelf? Je kunt toch gezellig met me meerijden?’

Deze column verscheen op 5 november 2021 in de Volkskrant.

Herinneringen verdichten zich als iemand dood is. Er is niemand aan wie ik meer herinneringen heb dan aan mijn moeder

Mijn moeder overleed net voor kerst. Ze is 65 geworden. Te jong, maar meer dan we hadden durven hopen toen ze anderhalf jaar geleden terminaal ziek bleek. We kregen nog wat bonustijd cadeau – maanden die ondanks alles een gouden randje hadden. Want ze was er nog, ze was er nog.

Herinneringen verdichten zich zo als iemand dood is. Allerlei dingen die met de overledene te maken hebben, komen naar boven en krijgen extra betekenis. Er is niemand aan wie ik meer herinneringen heb dan aan mijn moeder. We waren zo hecht. We zagen elkaar veel en als we niet bij elkaar waren, dan waren er lange telefoongesprekken, appjes en brieven. Deze week exporteerde ik onze appjes om ze goed te bewaren, het werd een document van van 1.814 pagina’s. In mijn hele leven heb ik nooit langer dan een week géén contact gehad met mijn moeder. De eerste dag dat ze dood was, wilde ik haar al vier keer bellen om haar te vertellen over de lieve reacties die we kregen van haar vrienden.

Herinneringen aan haar buitelen door mijn hoofd en hart. Hoe mooi ze was in de musicals waarin ze begin jaren negentig speelde. Hoe belachelijk dol ze was op cadeautjes, zowel om te krijgen als om te geven. Hoe ze mijn vrienden omarmde, ook als het rare figuren waren. Hoe ze als boekhandelaar probeerde om voor elke klant het perfecte boek te vinden. De stapels boeken die thuis altijd overal lagen. Hoe ze bijna nooit twee keer hetzelfde kookte, maar steeds iets nieuws probeerde. De stedentrips die we samen maakten en hoe we samen in Berlijn stonden te dansen bij Stereo Total. Hoe ze zich altijd met alles en iedereen bemoeide en hoe vermoeiend dat soms was, maar toch vooral heel lief.

Ze bemoeide zich natuurlijk ook met haar eigen uitvaart, we planden die samen met mijn stiefvader. Mijn moeder wilde geen kist, maar een petrolblauwe lijkwade. Geen speeches in een kille aula, maar herinneringen aan haar ophalen in een Twentse borg vol kaarsjes. Na haar dood vonden we nog een lijstje met extra wensen. Zo moesten we ‘Doe het toch maar’ van Babs Gons een rol geven. Familieleden lazen dit gedicht voor bij haar uitvaart en we zetten de laatste regels op haar rouwkaart:

‘doe het toch maar

ook nadat je tot bloedens toe

op deuren hebt geklopt die dicht voor je blijven

bouw je eigen huizen

wacht niet tot ze je uitnodigen

vier je eigen feestje

doe het toch maar

klim maar uit bed op die ochtenden dat

de vermoeidheid je hoop en ledematen lamlegt

ook als je denkt dat de wereld je niet lijkt op te merken

en nog minder zit te wachten

op jou en je verhalen

vertel ze toch maar

doe het gewoon

want ergens weet je

dat dit het enige is waardoor je

in vrede met jezelf en de wereld kan leven’

Och, dacht ik, dat is precies hoe zij in het leven stond. En het is haar allerlaatste cadeautje voor iedereen die ze achterlaat. Op de momenten waarop we niet meer weten waarvoor we het doen, zullen we haar bemoedigende stem in ons hoofd horen: ‘Doe het toch maar.’

Deze column verscheen op 7 januari 2022 in de Volkskrant.

Laten we van Vivaldi’s Vier jaargetijden Zes jaargetijden maken

Toen deze week de herfst officieel begon, moest ik weer eens aan Kurt Vonnegut denken. Hij vond namelijk dat er geen vier seizoenen zijn, maar zes. Hij mopperde dat de lente vaak niet voelt als lente en dat november helemaal niet klopt voor de herfst – en dat mensen misschien wel daarom zo vaak somber zijn.

‘Hier is de waarheid over de seizoenen: de lente dat zijn mei en juni. Wat is er lente-achtiger dan mei en juni? De zomer dat zijn juli en augustus. Heel erg warm! De herfst dat zijn september en oktober. Zie je die pompoenen? Ruik je de brandende bladeren? Daarna komt het seizoen dat luiken heet. November en december zijn geen winter. Zij zijn luiken. Daarna komt de winter, januari en februari. Oh wat koud! Wat komt er daarna? Geen lente. Eerst komt ontluiken. Wat kunnen die wrede maand maart en de slechts iets minder wrede april anders zijn? Maart en april zijn geen lente, ze zijn ontluiken.’

Vonnegut hield dit pleidooi in de Amerikaanse staat New York, maar voor Nederland klopt deze indeling ook heel aardig. Tijdens de koude en natte lente van dit jaar dacht ik vaak: ‘Dit is geen lente. Dit is ontluiken.’

Hoe onze tijd is ingedeeld in jaren, maanden, weken en uren heeft natuurlijk van alles te maken met hoe de aarde om de zon draait. Ooit sprak ik iemand die probeerde om de 168 uur in een week niet meer in te delen in de traditionele zeven dagen van 24 uur. Nee, diegene maakte er zes dagen van 28 uur van, daarmee kom je ook op precies 168 uur. Met deze indeling hoefde hij maar zes keer acht uur te slapen en kreeg zo acht uur extra per week om andere dingen te doen. Het idee bleek in de praktijk toch iets minder goed te werken, met slaapperioden die steeds verschoven en regelmatig nogal onhandig overdag vielen. Onze zeven dagen van 24 uur zijn toch net iets beter afgestemd op wat de aarde doet.

Maar met die vier seizoenen weet ik dat nog zo net niet. Er blijken al systemen te zijn die het jaar indelen in zes seizoenen, zoals de Hindoekalender die een extra voor-winter en nazomer kent. Ik zie nog meer voordelen van zes seizoenen: er kunnen twee extra vioolconcerten gemaakt worden bij Vivaldi’s De vier jaargetijden. En wat te denken van de pizza quattro stagioni met de vier kwarten die staan voor de seizoenen: met artisjokken voor de lente, basilicum voor de zomer, paddestoelen voor de herfst en olijven voor de winter. Daar komen dan nog twee punten bij, doe mij maar verse spinazie voor het ontluiken en rode biet voor het luiken.

Ach, ik verwacht niet dat Nederland ooit zal overstappen op een systeem met zes seizoenen. Vonnegut hield zijn betoog al in 1978 en in de tussentijd is er niets veranderd. Maar waar leven volgens een week met zes dagen van 28 uur nogal onpraktisch blijkt, is er geen enkele reden om niet te leven alsof er zes seizoenen zijn. Ik ga vast op zoek naar een goede luikjas.

Deze column verscheen op 24 september 2021 in de Volkskrant.

Over fatsoenlijke tarieven (column)

Van onderstaande column uit 2013 is een nieuwe, geactualiseerde versie verschenen als Kakkerlakje – een klein boekje om te sturen naar alle opdrachtgevers die denken dat je voor een boekenbon/fles wijn komt en naar alle zzp’ers die je een hart onder de riem wilt steken. Te koop in de boekhandel of via https://loopvis.nl/jebenthetwaard/.

Beste congres-organisatie,

Wat leuk dat jullie me vragen voor een lezing, natuurlijk kan ik een verhaal vertellen over onverwachte toepassingen van wiskunde! Het is alleen jammer dat jullie geen budget hebben voor sprekers. Jullie boeken voor je congres een prachtig landgoed, huren een dure cateraar, maar de inhoud moet bijna gratis komen. Dat is toch merkwaardig. Ik kan als zelfstandige geen lezing komen geven voor 150 euro. Ik zal nog één keer uitleggen wat een fatsoenlijk tarief is.

Zie mij eens lekker staan op dat podium.
Zie mij eens lekker staan op dat podium.

Laten we eens kijken naar wat iemand in loondienst kost. Neem mijn oude studievriend Bert, hij verdient 3.600 euro bruto per maand. Dat is bovenmodaal, maar voor onze werkervaring en opleidingsniveau onder het gemiddelde. Voor zijn werkgever komen er bovenop dat brutoloon nog werknemersverzekeringen, sociale premies en vakantiegeld. Bij elkaar zijn de werkgeverskosten ongeveer 59.000 euro per jaar. En dan heb ik de bonus van Bert nog niet eens meegeteld.

Bert heeft ook een mooie werkplek, een telefoon, laptop plus een hele lading kantoorspullen van de zaak en hij mag diverse onkosten declareren. Moet hij naar een vergadering in Sneek? Zijn baas betaalt de reiskosten, eten onderweg en als het nodig is een hotel. Zeg dat al dit soort kosten nog eens zesduizend euro per jaar zijn. Dan komen we voor een werkgever op 65.000 euro aan kosten.

Hoeveel kost Bert daarmee per uur? Hij werkt full-time, maar lang niet al zijn uren zijn declarabel. Hij maakt regelmatig eens praatje bij de koffie-automaat of zit even voor zich uit te staren. Verder zijn er vergaderingen, cursussen, het beantwoorden van talloze emails, het oplossen van computerproblemen en al die andere dingen die naast zijn eigenlijk werk moeten gebeuren. Daarnaast gebruikt Bert zijn volle zesentwintig vakantiedagen en ligt hij wel eens met griep in bed. Zeg dat hij uiteindelijk duizend uur declarabel werk per jaar overhoudt. Dan kost Bert zijn werkgever uiteindelijk per uur 65 euro. Uit betrouwbare bron weet ik dat Bert het dubbele kost als hij eens aan een ander bedrijf wordt verhuurd.

Het lijkt me dus zeer redelijk dat ik als zelfstandige 65 euro per gewerkt uur reken. Op het eerste gezicht houd ik meer geld over dan Bert, maar ik heb veel meer onzekerheid en kosten dan hij (en leuker werk, dat dan weer wel). Mijn arbeidsongeschiktheidsverzekering is duurder dan die van een werknemer en pensioen moet ik op een of andere manier zelf opbouwen. Verder gaan opdrachtgevers wel eens failliet of krijg ik een tijdje domweg geen opdrachten terwijl Berts loon elke maand binnenkomt. Kortom: 65 euro per uur is echt het minimum.

Probeer nu eens te schatten hoeveel tijd een lezing op jullie conferentie me kost. Ik moet de vorm en inhoud met jullie overleggen, de juiste voorbeelden opduiken, een presentatie maken en oefenen. Op de dag zelf kom ik naar jullie afgelegen landgoed (in totaal vijf uur reizen), ben ik een uur van tevoren aanwezig om de techniek te testen en blijf ik op verzoek van jullie nog tot na de pauze zodat ik vragen kan beantwoorden. Na afloop stuur ik jullie netjes mijn presentatie en aanvullende informatie voor de deelnemers. Alles bij elkaar kost dit me makkelijk twee complete dagen. Reken zelf maar even uit voor welk bedrag jullie me kunnen boeken.

Hopelijk tot ziens,

Ionica

ps Zoals ik al schreef is 65 euro per uur het absolute minimum. Niet schrikken als ik af en toe wat meer vraag dus.

Deze column verscheen afgelopen weekend in de Volkskrant Met dank aan mijn onvolprezen boekhouder Marina Clausing die meedacht over de juiste vergelijking..

Deze podcast was precies wat ik nodig had na anderhalf jaar corona

Deze zomer kwam Karine Hoenderdos op het vier-sterren-idee om aan mensen te vragen wat hun favoriete podcast-afleveringen zijn en die bij elkaar te zetten in de Spotify-playlist PodcastParels. Dankzij haar ontdekte ik veel moois en één aflevering was zelfs zo goed, dat ik daarvan inmiddels de complete podcast beluisterd heb. Dat is The Anthropocene Reviewed van John Green.

Green is de schrijver van jeugdboeken zoals The Fault in Our Stars en een van de makers achter het educatieve YouTube-kanaal Crash Course. Ik ben al lang fan van hem, maar had zijn podcast op de een of andere manier helemaal gemist.

In The Anthropocene Reviewed recenseert Green elke aflevering één of twee aspecten van het antropoceen: het geologisch tijdperk van de mens. De besproken onderwerpen lopen uiteen van Super Mario Kart tot platanen en van Dr. Pepper light tot zonsondergangen. Een onderwerp kan maximaal vijf sterren krijgen.

Foto van The Anthropocene Reviewed, van Complexly and WNYC Studios.

Toen ik begon te luisteren, dacht ik aan de recensiekoning die een paar jaar terug ook de gekste dingen besprak en destijds één ster gaf aan de kerstkaarten van de Staatsloterij . Maar de recensies van The Anthropocene Reviewed bleken iets heel anders: het zijn autobiografische essays waarin Green zeer openhartig reflecteert op zijn eigen tekortkomingen en op die van de hele mensheid.

De aflevering waarin hij het lied Auld Lang Syne bespreekt is bijvoorbeeld één grote ode aan zijn overleden vriendin en mentor Amy Krouse Rosenthal. Green vervlecht de op zichzelf al heel interessante geschiedenis van het minstens 400 jaar oude lied met zijn persoonlijke geschiedenis van hoe Krouse Rosenthal hem hielp aan het begin van zijn carrière en hoe Green later tekort schoot toen zij hem vertelde dat ze kanker had en hij huilend antwoordde ‘Hoe kan dit gebeuren? Je doet zoveel yoga.’ Je hoort in zijn stem hoeveel spijt hij nog steeds heeft dat hij op dat moment niets beters wist te zeggen. Toen Green aan het einde van die aflevering een breekbare versie van Auld Lang Syne inzette, zong ik zacht huilend mee. De vijf sterren die het lied kreeg, waren natuurlijk allemaal voor Amy Krouse Rosenthal.

Het is zo’n slim idee om recensies, die natuurlijk per definitie een subjectieve ervaring weergeven, te gebruiken als vorm voor deze essays die een mix zijn van feitelijke informatie en heel persoonlijke verhalen. En ik geniet van de ironie dat Green enthousiast advertenties voor levensverzekeringen inspreekt en aan het einde van elke bespreking van die platte sterren geeft. Het net verschenen boek The Anthropocene Reviewed krijgt op Good Reads overigens gemiddeld 4,51 sterren, wat bijna net zo goed is als zonsondergangen die van Green vijf sterren kregen.

Deze podcast was precies wat ik nodig had na anderhalf jaar corona. Een terugkerend thema is de verwoestende kracht van de mensheid als geheel versus de machteloosheid van het individu. Als Green spreekt over hoe hij weet dat de mensheid iets moet doen om de drastische daling van de biodiversiteit te stoppen, verzucht hij dat het hem niet eens lukt om zijn kinderen hun ontbijt te laten eten. Maar een even vaak terugkerend thema is hoop: mensen die ondanks alles proberen om er iets van te maken en elkaar te helpen.

Ik geef The Anthropocene Reviewed vijf sterren.

Deze column verscheen op 3 september 2021 in de Volkskrant.