Ionica Smeets

Hoogleraar wetenschapscommunicatie – Universiteit Leiden

Heerlijk om eens na te denken over een heel ander soort eikels dan die je normaal in het nieuws ziet


Deze week hoorde ik het woord mast twee keer in een voor mij nieuwe betekenis. Eerst ving ik een gesprek op van jongeren die tegen elkaar zeiden dat ze thuis lekker gingen masten. De jongeren in kwestie droegen kleding van een zeilclub en ik dacht eerst dat ze thuis nog iets met de mast van hun schip moesten doen. Maar toen het gesprek verder ging over ‘eerst masten onder de douche’ en ‘soms mast ik wel drie keer op een dag’, begon ik te vermoeden dat het over een heel ander soort masten ging. Toen ik het thuis opzocht in het Woordenboek van Populair Taalgebruik, bleek dat masten voor masturberen al minstens sinds 1991 wordt gebruikt.

De tweede keer dat ik het woord mast in een nieuwe betekenis hoorde, was toen ik op (what’s in a name) Mastodon, vroeg of iemand nog tips had voor mijn column en ruben@kedara.social suggereerde om iets te schrijven over de wiskunde van een mastjaar. Hier had ik nooit van gehoord, maar 2025 blijkt in Nederland een mastjaar te zijn: een jaar waarin er bijzonder veel eikels en beukenootjes op de grond liggen. Waar er normaal jaarlijks op de Veluwe zo’n 3,1 miljoen kilo wordt geproduceerd, is het dit jaar naar schatting 5,4 miljoen kilo.

Foto door Dóri Halászlaki op Unsplash

Het mast in mastjaar is een eeuwenoude verzamelnaam voor op de grond gevallen boomvruchten, die vaak dienden als voer voor varkens of andere dieren. En dat is nog steeds toepasselijk, want van de 12 Volkskrant-berichten die sinds 1999 het woord mastjaar gebruikten, hebben 7 het over varkens of zwijnen. De grootte van de mast is namelijk van grote invloed op hoeveel wilde zwijnen er kunnen overleven. Sterker nog: een goed of slecht mastjaar werkt door in het hele ecosysteem.

Hoe vaak is er eigenlijk zo’n mastjaar? De website Nature Todaytoont de jaarlijkse productie van de beuk plus Amerikaanse en inlandse eik op de Veluwe sinds 1990. Het is makkelijk om te zien wat de slechte mastjaren waren: 1991, 1994, 1996, 1997, 2003, 2010, 2012 en 2021 waren uitschieters naar beneden met minder dan 2 miljoen kilo. Deze jaartallen vormen niet direct een duidelijk wiskundig patroon. De goede mastjaren zijn moeilijker te herkennen, het record van 10 miljoen kilo in het jaar 2000 is duidelijk. Maar er zijn veel pieken, hoever moet je boven het gemiddelde zitten om te spreken van een mastjaar? De botanische tuin van Brooklyn schrijft op hun website: ‘Among the many mysteries of masting is what, precisely, qualifies as a mast year.’

Een avond lang verdiep ik me in wetenschappelijk onderzoek naar de mast, een fenomeen dat op allerlei plekken voorkomt bij allerlei boomsoorten en samenhangt met weerpatronen. De synchronisatie blijkt niet wereldwijd hetzelfde en hoe die synchronisatie precies werkt is een van de mysteries van het masten. Een recente onderzoeksvraag is hoe klimaatverandering de mastpatronen verandert. Het is heerlijk om eens na te denken over een heel ander soort eikels dan die je normaal in het nieuws ziet.

Kortom, wie de komende weken weer eens wenend J.C. Bloem citeert (‘Altijd november, altijd regen’), moet misschien zichzelf eens een goede mast gunnen. In het bos, of onder de douche – dat laat ik aan u.

Deze column verscheen op 7 november 2025 in de Volkskrant.