Auteur: Ionica

2.980 gram

De groeicurve is een probaat middel om jonge ouders de stuipen op het lijf te jagen

Onze dochter Rifka was nog maar net geboren of de getallen vlogen ons om de oren. We telden haar plasluiers en hoe vaak ze aan welke borst dronk. Om de haverklap namen we haar temperatuur op en de kraamverzorgende tekende overal keurige grafieken van. Het belangrijkste meetgegeven was echter het gewicht van de baby. Toen Rifka een paar dagen achter elkaar 2.980 gram woog, staarde de kraamhulp bezorgd naar haar tabellen en grafieken. Het was de bedoeling dat de baby elke dag een beetje aankwam. Was er misschien iets mis met de borstvoeding? Ze belde een lactatiekundige. De verloskundige en het consultatiebureau kwamen net die dag op huisbezoek en even later had ik drie tegenstrijdige adviezen die me allemaal even vreselijk leken. Overmand door hormonen en moeheid kroop ik huilend onder mijn dekbed en overwoog om over te stappen op flesvoeding.

Toevallig kwam mijn vriend in de supermarkt een bevriende huisarts tegen en zij spoedde zich naar mijn kraambed. Ze grinnikte dat ik normaal toch best goed was met meetonnauwkeurigheden. Ik besefte toch wel dat het eigenlijk niet zo slim was om een pasgeboren baby elke dag te wegen en vergaande conclusies aan die momentopnames te verbinden? Gewicht schommelt in de loop van de dag en het gaat om heel kleine verschillen. Eén plasluier voor het wegen en de baby lijkt tien gram afgevallen. Mijn vriendin stelde de vraag die meer waard is dan alle tabellen met getallen bij elkaar: Had ik het gevoel dat mijn baby tevreden was? Ja, dat dacht ik eigenlijk wel. Ze plaste en poepte goed, was helder als ze wakker was en lag verder gelukzalig te slapen. Ik besloot om rustig verder te gaan met de borstvoeding en even af te wachten.

Inmiddels is mijn dochter een halve kilo aangekomen, kan ik weer redelijk rationeel nadenken en moet ik voorzichtig lachen om mijn eigen hormonale paniek. Bij het consultatiebureau kregen we bij ons eerste bezoek zelfs complimenten dat de baby zo’n keurige groeicurve volgde. Die curve is ook een probaat middel om jonge ouders de stuipen op het lijf te jagen. Vijf grafieken beschrijven welk gewicht een kind “moet” hebben bij een bepaalde leeftijd. De middelste grafiek geeft het gemiddelde gewicht, maar omdat sommige baby’s minder gemiddeld zijn dan anderen, liggen daaronder en boven nog vier verschillende krommen. Een fraai staaltje beschrijvende statistiek, dat zo gemaakt is dat 99% van de baby’s qua gewicht tussen de twee buitenste grafieken valt.

Het is alleen wel belangrijk om dit soort plaatjes goed te interpreteren. Per definitie zal één op de honderd baby’s buiten de grafieken vallen, en hun ouders krijgen vaak te horen dat er iets mis is. Het kostte Aziatische vrienden veel moeite om het consultatiebureau duidelijk te maken dat het niet zo gek was dat hun baby ver onder het gemiddelde bleef, zelf waren ze immers ook een kop kleiner dan de gemiddelde Nederlander.

Een paar jaar terug ging het bij mijn zoon ook niet zo soepel. Hij zat steeds op de onderste curve voor zowel zijn lengte als gewicht, waardoor we elke keer de vraag kregen of we hem wel genoeg te eten gaven. Tot hij als éénjarige ineens gemiddeld was qua gewicht, terwijl zijn lengte onder het gemiddelde bleef. Een verpleegkundige zei verheugd dat het geweldig was dat zijn gewicht eindelijk “normaal” was. Terwijl ik uit de combinatie van grafieken concludeerde dat mijn zoon op dat moment iets te zwaar was. Maar dat ging vanzelf over toen hij even later leerde lopen. Zoals het gelukkig meestal wel goed komt met baby’s, zelfs als ze niet in de voorgeschreven tabellen en grafieken passen.

Dit bericht verscheen op 11 april 2015 in de Volkskrant

Meepraten

Op dit moment is Lowlands in volle gang. Ik ben er niet bij, maar ik vlooide het programma door om te kijken wat ik allemaal mis. Tevergeefs zocht ik naar het onderdeel Lowlands University dat ik in vorige jaren graag bezocht: colleges van vooraanstaande wetenschappers op allerlei gebieden.

De rolverdeling was daarbij helder: de expert stond op het podium en het publiek mocht zitten en luisteren. Op de details was van alles aan te merken, zo was het wat potsierlijk dat een pedel met toga en staf de sprekers aankondigde (“Net als in het echt”, zei de organisatie). Maar het was vooral bijzonder dat een tent volstroomde met jongeren bij lezingen over quantummechanica of het Europees parlement.

Dit jaar was het echter tijd voor vernieuwing en Lowlands’ universiteit is gesloten. In het nieuwe onderdeel Lowlands Science vertellen wetenschappers niet meer over hun vak, maar doen ze onderzoek mét het publiek. Pedagogen van de Universiteit van Amsterdam brengen in kaart hoeveel er gezoend, gesekst en geflirt wordt op het festival. Het Nederlands Forensisch Instituut onderzoekt hoe criminelen een lijk versjouwen (waarbij bezoekers kunnen kiezen of ze liever crimineel of lijk spelen). En zo zijn er een hele reeks onderzoeken waarbij het publiek zelf aan de slag moet om de wetenschap te helpen.

Het past in een trend om “de gewone Nederlander” actief te betrekken bij de wetenschap. Niet toevallig is het programma op Lowlands mede samengesteld door de Nationale Wetenschapsagenda. Bij deze agenda mocht iedereen vragen indienen om zo mee te bepalen waar de wetenschap zich de komende jaren op moet richten. Eindelijk kwamen de wetenschappers eens uit hun ivoren toren en luisterden ze naar het gewone volk.

Alleen bleek het vrij lastig om als buitenstaander een nieuwe vraag te stellen. Wetenschapsjournalist Marcel Hulspas concludeerde na het lezen van een deel van de inzendingen: “Er zit niks bij wat wetenschappers ook maar een minuut aan het werk kan houden.” Wiskundige K.P. Hart maakte een sardonische blog met ingezonden vragen waarop het antwoord al lang bekend is: Is 0,9999… gelijk aan één? Bestaat het getal nul? Is het aantal mogelijke DNA-combinaties eindig? (Driemaal is het antwoord: ja.)

Zouden de samenstellers van de wetenschapsagenda iets anders verwacht hebben? Of wilden ze vooral mensen het gevoel geven dat hun stem gehoord is? Het idee dat iedereen mee moet kunnen praten over alles is naïef. Je kunt niets verstandigs zeggen over quantummechanica of het Europees parlement zonder dat je je eerst in het onderwerp hebt verdiept. Je kunt de gewone Nederlander wel écht betrekken bij wetenschap, maar dan is de onderwerpkeuze wat beperkt en kom je al snel uit op seks of misdaad zoals nu op Lowlands Science.

Terwijl het ook zo fijn kan zijn om niet zelf mee te doen en te luisteren naar iemand die op een bepaald gebied beter is dan jij. Op Lowlands verwacht ook niemand dat De Jeugd van Tegenwoordig aan de eerste rij vraagt of zij misschien nog wat pakkende refreinen of goede beats hebben. Dat kunnen de mannen op het podium namelijk het beste. Zo is het ook met een groot deel van de wetenschap. En je neemt het gewone publiek juist serieus door dat toe te geven.

Dit bericht verscheen op 22 augustus 2015 in de Volkskrant.

Leve de leesclub

Wetenschapsjournaliste Ionica Smeets wist zich in een boekenclub te wringen en verbaasde zich over hoeveel ze daar leerde. Wat ontdek je door met anderen over een roman te praten? En wat maakt een boek nu precies goed?

In 2007 hoorde ik een nieuwe collega zeggen dat ze die avond naar haar leesclub ging. Zoiets leek me al jaren ontzettend leuk, dus vroeg ik voorzichtig wat voor boeken haar club las en of er misschien nog een plekje vrij was. Een paar weken later zat ik in een vreemde huiskamer met zes onbekenden te praten over Tirza van Arnon Grunberg. Ik vond het onmiddellijk geweldig en inmiddels zijn die leden van de leesclub mijn vrienden. Na mijn komst is overigens besloten dat de leesclub “vol” was, dus ik ben zeer blij dat ik net op tijd ben binnengeglipt.

De opzet van deze leesclub is tamelijk geniaal. Om de beurt is één iemand de leesdictator en die bepaalt welk boek iedereen leest. Er is echter -ver voor mijn tijd- een soort schijndemocratie ingevoerd om te voorkomen dat de leesdictator een boek kiest dat iedereen haat. Nu geeft de dictator een lijstje van drie boeken en stemt de groep over wat ze wil lezen. Als er geen duidelijke winnaar is, dan beslist de dictator. Als tegenprestatie moet hij of zij voor de hele club koken en voorbereiden hoe we over het boek praten.

Iedere dictator pakt dit anders aan. Eén man is steeds zo druk bezig met enorm lekker koken, dat hij vergeet om nog wat vragen over het boek te verzinnen. Anderen laten ons complete rollenspellen doen waarbij we elk in de huid van een personage kruipen of geven ons kaartjes met vragen als Welk gedeelte van het boek zag je het meest voor je?. En bij De walgvogel van Jan Wolkers organiseerde de leesdictator een heuse wandeling langs plekken uit het verhaal.

Ook de keuze van de boeken gaat alle kanten op. We lezen klassiekers als Rabbit, Run van John Updike, maar ook bestsellers als Het diner van Herman Koch. Het aardige van een leesclub is dat je dingen leest die je anders nooit zou pakken. En dat je boeken uitleest die je normaal na tien pagina’s zou wegleggen. The sound and the fury van William Faulkner had ik bijvoorbeeld nooit uitgelezen zonder de groepsdruk van de leesclub. Het boek begint met tientallen pagina’s onsamenhangende flarden uit het brein van de verstandelijk gehandicapte Benjy en pas verderop in het boek vallen dingen langzaam op hun plaats.

Leermomenten

Het lezen van bijzondere boeken is nog maar één van de voordelen van een leesclub. In de loop van de jaren heb ik allerlei dingen geleerd doordat ik avonden lang met anderen over romans praatte. Het eerste, en de grootste winst, is dat ik meer dingen mooi vind dan vroeger, doordat ik begrijp hoe anderen ze zien. Eén van de eerste boeken die ik met de club las was The inheritance of loss van Kiran Desai. Ik vond de ellenlange natuurbeschrijvingen niet om door te komen, maar anderen bleken die juist prachtig te vinden. Zij werden door die beschrijvingen het verhaal ingezogen, omdat ze helemaal voor zich zagen hoe de hoofdpersonen leefden. Als ik nu in een ander boek zoiets lees, dan denk ik “Ida zou dit heel mooi vinden” en dan vind ik dat soort passages gek genoeg ook ineens mooi.

Het tweede dat ik leerde, is dat iedereen iets anders uit hetzelfde verhaal haalt. Natuurlijk wist ik dat op een abstract niveau al lang, maar je krijgt het zelden zo onder je neus gewreven als in een urenlange discussie over de kwaliteiten van een boek. Onze leesclub is vrij divers en iedereen let op andere details. Huisartsen diagnosticeren enthousiast stoornissen van personages, taalkundigen ontdekken subtiele metaforen en ik ben als enige enthousiast als er een leuk getal genoemd wordt. Ook opvallend is hoe belangrijk identificatie is. Zodra een personage of situatie in een boek herkenbaar is, scoort een boek gelijk een stuk hoger. Dat was heel duidelijk zo bij Sprakeloos van Tom Lanoye, over het sterven van zijn moeder. Eén iemand uit de leesclub herkende veel van het afscheid van zijn eigen moeder en vond het een fenomenale roman. Hij werd bijna boos toen ik, nog in het gelukkige bezit van mijn moeder, kritiek op het boek durfde te geven.

Een derde inzicht is hoe wankel je eigen mening blijkt. Aan het eind van de avond doen we altijd een rondje waarbij iedereen het boek een rapportcijfer geeft. Eén man begint daarbij steevast met een inleiding als: “Toen ik hier naartoe fietste dacht ik aan een 6, maar na de discussie neig ik naar een 8.” Het gebeurt mij ook regelmatig dat ik een boek maar zo-zo vind, tot anderen aanwijzen wat er allemaal goed aan is. Andersom kan ook: dat ik een boek geweldig vond tot de rest me attendeert op de gaten in het plot en de belabberde stijl. Over smaak valt dan niet te twisten, argumenten helpen blijkbaar wel.

Soms vraagt onze leesclub zich af of we wel serieus genoeg zijn. Onze bijeenkomsten, zo’n vijf keer per jaar, zijn in de eerste plaats erg gezellig. Zou het niet beter zijn om louter Nobelprijswinnaars te lezen? Moeten we niet langer praten over de thema’s in het werk, verborgen symboliek of het doel van de hoofdpersoon? Maar dan nemen we snel nog een glas wijn en gaan vrolijk verder over of wij het boek nu goed vonden of niet.

Wat is een goed boek?

Het blijkt lastig om grip te krijgen op wat een boek goed maakt. Sommige leden van de club letten erg op stijl (niet geheel toevallig zijn dat de taalkundigen), anderen zijn gevoeliger voor plot en personages. Is een boek waar je tegenop ziet om verder te lezen automatisch slecht? Soms leest iedereen een boek lekker snel uit, maar vinden we het desondanks geen van allen echt goed (sorry Herman Koch). Soms moeten we onszelf steeds dwingen om verder te lezen, maar zijn we uiteindelijk toch enthousiast (well done, Faulkner).

Ik heb ontdekt wat een boek voor mij goed maakt toen de bibliothecaresse uit onze club kaartjes maakte met vragen die ze op haar werk aan kinderen stelt. Eén van de vragen was: “Wat zou je veranderen aan het boek als jij de schrijver was?” Die avond antwoordde ik “Niets.” En op de terugweg op de fiets bedacht ik dat dit mijn definitie van een goed boek is. Als je er niets uit zou willen schrappen, niets aan zou willen toevoegen en geen letter zou willen veranderen. Als het onvermijdelijk is dat een boek precies zo is zoals het is. Dan is het goed. Dat denk ik nu tenminste, maar misschien verander ik na een avond discussiëren nog van mening.

***

Het favoriete boek van mijn leesclub

In de loop der jaren scoorde The road van Cormac McCarthy het hoogste bij onze boekenclub. Een vader trekt met zijn zoontje door een apocalyptisch landschap en het is (zeer kort samengevat) één grote bak ellende. Maar wat een prachtig boek. We lazen het in 2008 en het zegt iets over de kracht van het verhaal dat ik nog precies weet hoe naar ik me voelde tijdens het lezen. Eén iemand uit mijn leesclub stond destijds zelfs in de supermarkt flessen water te kopen voor als er een ramp zou gebeuren, zoveel invloed had het verhaal op haar. Het knappe van McCarthy is dat hij heel veel dreiging tussen de regels door laat voelen en allerlei dingen niet expliciet beschrijft. Daardoor kan elke lezer de details anders invullen. Zo bleken we heel verschillende ideeën te hebben over hoe de zoon in het verhaal eruit zag en hoe oud hij was. Maar boven alles heeft The road zowel een geweldige stijl, pakkende personages en genoeg materiaal om een lange avond over te praten.

Dit bericht verscheen op woensdag 8 juli 2015 in de Volkskrant.

Zwangerschap & gezwets

Ionica Smeets is zwanger, maar alle goedbedoelde bakerpraatjes zijn niet aan haar besteed. Ze is wetenschapsjournalist genoeg om uit te pluizen hoe het écht zit met die beweringen.

Nu ik zwanger ben, regent het goedbedoelde tips en adviezen. Wildvreemden proberen aan de vorm van mijn buik het geslacht van mijn baby te voorspellen en vage kennissen drukken me op het hart om toch wat meer klassieke muziek te luisteren zodat ik een slim kind krijg. Net als meeste aanstaande moeders knik ik vriendelijk en laat ik al het geklets langs me heen glijden. Maar anders dan de meeste moeders duik ik ’s avonds in de wetenschappelijke studies om te kijken wat er waar is van al die bakerpraatjes. En daarom nu: vijf adviezen rond de zwangerschap die wél ergens op gebaseerd zijn.

Niks elke dag seks
Bij ons begon de goede raad al ver voordat ik zwanger was, omdat we enthousiast aan onze vrienden hadden verteld dat we graag een tweede kind wilden. Toen ik een paar maanden later nog niet zwanger was, kregen we allerlei handige tips, zoals “Je moet hem wel in het goede gat stoppen.” Goede tip, bedankt. Anderen zeiden dat we tijdens de vruchtbare periode vooral elke dag seks moesten hebben en het allerbelangrijkste was natuurlijk om het te doen op de dag van eisprong.

Eerst even over die eisprong: twee weken voor de menstruatie komt er een eitje vrij dat maar één dag in de baarmoeder zit. Net op dat moment moeten er dus wat zaadcellen langskomen om het ei te bevruchten. Timing is dus tamelijk cruciaal. Het goede nieuws is dat sperma rustig een paar dagen kan overleven in het vrouwelijke lichaam. Deze feiten samen betekenen dan ook dat het vooral slim is om vóór de eisprong te vrijen. De dag ervoor geeft de beste resultaten, maar ook twee dagen van tevoren is beter dan de grote dag zelf. En de dag ná de ovulatie is volslagen zinloos, dan is het eitje alweer weg. Het meten van je lichaamstemperatuur om je eisprong te bepalen zoals sommige vrouwen doen, heeft weinig nut. Je bent eigenlijk net te laat als het eitje al is vrijgekomen. Het is slimmer om aan de hand van je vorige menstruaties uit te puzzelen op welke dag de eisprong zal vallen: twee weken voor de dag dat je je volgende menstruatie verwacht. De week daarvoor moet je dus losgaan.

Maar elke dag seks is daarbij helemaal niet nodig, artsen adviseren juist om het om de twee of drie dagen te doen. Dat sperma zit immers wel een tijdje goed en dagelijks op commando seks hebben kan zorgen voor veel stress en dat verlaagt juist weer de kans op een geslaagde bevruchting. Dus eerst plannen en dan een beetje ontspannen. Bij ons was het overigens grappig genoeg na acht maanden proberen raak. Net toen we besloten eens een maand af te zien van schema’s en per ongeluk een romantische avond hadden op het juiste moment.

zwangerschapsplaatje
Illustratie Charlotte Dumortier

Je kunt niet zien of het een meisje is (behalve bij de echo)
Soms lijkt het alsof het raden van het geslacht van de baby een nationale volkssport is. Zodra ik mijn skinny jeans inruilde voor een zwangerschapsbroek, regende het voorspellingen. Een visagiste zei dat het met zo’n stralende huid een jongen moest zijn. Een buurvrouw riep dat de baby hoog zat en dat het dus een meisje was. Anderen hadden theorieën op basis van eetbuien, de stand van de sterren en ochtendmisselijkheid.

Het vervelendste aan dit soort voorspellingen is dat altijd ongeveer de helft van de mensen gelijk krijgt en dat ze daarna tot vervelens toe blijven zeuren dat zij het al lang wisten. Maar zit er in één van de methodes ook maar enig bewezen resultaat?

Zwangerschapshormonen kunnen je huid veranderen, maar dat doen ze zowel bij jongens als meisjes. Je kunt niet aan puistjes zien wat voor baby je draagt. De vorm van je buik hangt vooral af van je eigen bouw en hoeveel zwangerschappen je al hebt gehad. Ook van eetbuien en sterren is er wetenschappelijk nooit een voorspellende waarde gevonden. Het enige dat een hint geeft, is extreme zwangerschapsmisselijkheid. Vrouwen die daarvoor naar het ziekenhuis moeten, blijken iets vaker een meisje te krijgen (vrouwelijke hormonen kunnen de misselijkheid erger maken). Het verschil is klein: deze vrouwen hebben 55% kans op een meisje in plaats van de gebruikelijke 49%. Er zijn dus genoeg vrouwen met flinke zwangerschapsmisselijkheid die een zoon krijgen. Denk maar aan de arme Britse prinses Kate Middleton die een paar jaar terug doodziek was tijdens haar zwangerschap van prins George (en nu weer trouwens, maar het geslacht van haar huidige baby is nog onbekend). Het is dus onverstandig om een roze kinderkamer te bestellen alleen omdat je vaak misselijk bent.

Gelukkig zijn al die kruidenvrouwtje-achtige voorspellingen niet meer nodig als je graag wilt weten of je een jongen of een meisje krijgt. Bij de 20 weken echo is meestal goed te zien wat het geslacht is, al wordt zelfs daarbij heel soms een piemeltje over het hoofd gezien. Wij wisten overigens al na 14 weken dat onze baby een meisje is, omdat we een genetische test lieten doen. Grappig genoeg zeiden vrienden “Dat kun je nu nog helemaal niet zien, hoor” toen we het nieuws vertelden. Alsof wij dat zomaar zouden verzinnen. Of naar de sterren hadden gekeken.

Fuck die verhoogde kansen
Je ziet als je zwanger bent ineens overal alarmerende berichten: “Koorts tijdens de zwangerschap verdubbelt kans op autistisch kind” of “Paracetamol slikken verhoogt de kans op een kind met ADHD.” Veel van die berichten blijken bij nadere bestudering gelukkig niet zo zorgwekkend. Ten eerste gaat het meestal om onderzoek dat een verband vond tussen twee dingen, maar dat hoeft niet te betekenen dat het één het ander veroorzaakt. Er kan best iets anders achterzitten.

Zo toonde een Noors onderzoek een paar jaar terug aan aan dat zwangere vrouwen die geen foliumzuur slikken, vaker kinderen krijgen die op de kleuterschool een taalachterstand hebben. De conclusie die veel kranten hieruit trokken, is dat foliumzuur blijkbaar zorgt dat het taalcentrum in de hersenen beter wordt aangelegd. Nu is foliumzuur reuzebelangrijk bij de zwangerschap, maar dit verband is wat vergezocht. Uit de studie bleek namelijk dat juist moeders die zelf een taalachterstand hebben minder vaak foliumzuur slikken. Misschien geven zij die handicap wel domweg door aan hun kinderen.

Zelfs als er een aangetoond verband is, dan blijft het begrip verhoogde kans nogal vaag. Als je bijvoorbeeld leest dat koffie drinken je kind twee keer zoveel kans geeft op een zeldzame ziekte, dan klinkt dat heel eng. Maar als zonder koffie de kans 1 op 100.000 is, dan is een dubbele kans 2 op 100.000. En dat is nu niet direct iets waarvan je wakker hoeft te liggen.

Veel pijnlijker zijn de kansen die je te horen krijgt als je een combinatietest laat doen omdat je wilt testen op Downsyndroom. De uitslag van die test is een kans en als die groter is dan één op tweehonderd is er sprake van een verhoogde kans en volgt verder onderzoek. Een vriendin kreeg van haar arts te horen dat zij een kans van 1 op 75 had op een Downie. Zij schrok enorm, dit klonk wel heel negatief. Ze moest twee weken wachten op de uitslag van het vervolgonderzoek en vertelde huilend dat ze zich niet meer durfde te verheugen op de baby. Maar een verhoogde kans is nog geen grote kans. Van de 75 vrouwen die eenzelfde uitslag krijgen als mijn vriendin, dragen er 74 een kind zonder Down. Daarmee is de kans 98,7% dat er niets aan de hand is. Toen ik dit mijn vriendin voorrekende, was ze een stuk minder ongerust. En gelukkig bleek uiteindelijk alles oké met haar kind. Ik zou willen dat artsen die verhoogde kans wat beter uitlegden, zeker aan vrouwen die toch al tot hun kruin vol zitten met hormonen en om alles moeten huilen. Dus echt, fuck al die verhoogde kansen.

zwangere ionica (1)

 

Wissel Mozart in voor Aqua
Natuurlijk doe ik alles dat ik kan doen om een gezond kind te krijgen: ik slik braaf mijn foliumzuur, drink geen alcohol en onderdruk mijn lust naar rood vlees. Zelfs de opvoeding begint nu al. De baby in mijn buik kan inmiddels aan het vruchtwater proeven wat ik heb gegeten en studies laten zien dat kinderen vast aan die smaken wennen. Wat ze al kennen uit de baarmoeder, eten ze later makkelijker. En omdat goed voorbeeld goed doet volgen, eet ik nu braaf allerlei dingen die ik zelf helemaal niet zo lekker vind zoals bloemkool en broccoli.

 

Illustratie Claudie de Cleen

Nu beweren kennissen dat ik ook eens wat vaker Mozart en andere klassieke muziek moet opzetten, want daar wordt mijn kind slim van. Alleen word ik altijd bloednerveus van klassieke muziek, ik luister liever iets met gitaren, pa-pa-pa-koortjes en een zanger die van enthousiasme een beetje vals zingt. Wat krijgt de baby daar überhaupt van mee in de baarmoeder? De oren ontwikkelen zich stap voor stap en zijn pas bij 36 weken helemaal klaar. Vanaf de zesde maand kan de baby wel al geluiden herkennen. Maar de baby hoort vooral het rammelen van je darmen en het pompen van je bloed. Zachte pianomuziek maakt waarschijnlijk weinig indruk.

Bovendien is het sowieso een mythe dat kinderen slimmer worden door naar Mozart te luisteren. In mijn favoriete wetenschappelijk onderzoek ooit besloten Nieuw-Zeelandse onderzoekers deze theorie te testen met de stompzinnigste muziek die ze konden bedenken: Aqua (van de mega-hit Barbie-girl). Ze lieten twee groepen kinderen IQ-tests maken, de ene helft kreeg tussendoor sonates van Mozart te horen, de andere de stuiterpop van Aqua. En het maakte niets uit. De muziek had in beide groepen geen enkele invloed op hun testscores. Dus draai gewoon lekker wat je zelf leuk vindt, want een blije moeder levert een blij kind. En dat is wel bewezen.

Een keizersnede is kut
Actrice Denise Richards regelde een keizersnede tegen het einde van haar zwangerschap, omdat het handig was om niet op een spontane bevalling te wachten: “We plannen dingen graag.” Zangeres Christina Aguilera had geen zin om uit te scheuren en hield niet zo van verrassingen, dus ook zij plande haar keizersnede. In Nederland is het officieel niet toegestaan om zonder medische reden vrijwillig voor een keizersnede te kiezen, maar ook hier heb ik wel eens BN-ers horen roepen dat zij geen zin hadden om te bevallen omdat het zo onhandig en vies is. Dat is heel dom, want een bevalling is in vrijwel elk opzicht beter dan een keizersnede voor moeder én kind.

Zelf kreeg ik aan het eind van mijn eerste zwangerschap een ernstige zwangerschapsvergitiging en mijn zoon moest met een spoedkeizersnede gehaald worden. De arts kwam dat heel voorzichtig meedelen, maar ik was op dat moment zo ziek en apathisch dat ik alles best vond. Ik besefte pas veel later hoe zwaar die keizersnede was geweest toen ik op bezoek ging bij een vriendin die drie weken daarvoor bevallen was. Zij kwam me vrolijk met de kinderwagen van het station halen, terwijl ik drie weken na mijn keizersnede al blij was als ik de trap af kon om de post te halen. Het duurde een paar maanden voordat ik weer een beetje normaal rondliep.

Natuurlijk is het geweldig dat de keizersnede bestaat, de operatie redt jaarlijks vele levens (zoals dat van mij en mijn zoon). Maar als je kunt kiezen, dan is een bevalling toch echt een beter idee, hoe pijnlijk en naar die ook kan zijn. De harde cijfers: bij een bevalling overlijden zes van de 100.000 baby’s, na een keizersnede achttien. Dat zijn er drie keer zoveel. Deze cijfers komen uit een internationale studie waarbij alleen vrijwillige, probleemloze keizersnedes en gezonde bevallingen zijn vergeleken. Ook de moeder heeft bij een keizersnede meer kans om te overlijden dan bij een bevalling.

En zelfs als alles relatief goed gaat, dan is het gemiddelde herstel na een keizersnede veel zwaarder, het is een zware buikoperatie. Van de vaginaal bevallen vrouwen voelt driekwart zich zes weken na hun bevalling weer fit, bij moeders met een keizersnede is dit slechts één op drie. Ook hebben vrouwen na een keizersnede vaker negatieve gedachten over zichzelf en hun kind, met alle gevolgen van dien. Kortom: een bevalling is niet per se leuk, maar een keizersnede is gewoon kut.

Ionica Smeets is freelance wetenschapsjournalist en schrijft voor Kek Mama maandelijks over allerlei bakerpraatjes.

Dit bericht verscheen op 15 november 2014 in Volkskrant Magazine

Een wiskundig babbeltje met… Ionica Smeets

Bij Donald Duck 39 kreeg elke abonnee een bewaarnummer: Donald Duck in Rekenland. Naar aanleiding van deze extra uitgave raakte Donald op Twitter in gesprek met Ionica Smeets. Zij is een echt getallengenie en ze kan nog beter rekenen dan Willie Wortel! Hier schrijft ze dan ook vaak slimme stukjes over. Veel kinderen vinden sommen maken maar saai. Maar wie door de ogen van Ionica naar cijfers kijkt, ontdekt dat je van wiskunde oneindig veel plezier kunt hebben! Kwik, Kwek en Kwak konden zich dat moeilijk voorstellen en stelden haar daarom tien vragen. Of haar antwoorden de moeite waard zijn? Reken maar!


cover_donaldduck_rekenland

Hoe is het in grutjesnaam mogelijk dat je wiskunde LEUK vindt?
Ionica: Wiskunde is veel meer dan de sommen die je op school krijgt. Het gaat ook over logisch nadenken en dingen stap voor stap bewijzen. Wat ik het allerleukst aan wiskunde vind, is het moment waarop je ziet hoe iets werkt en helemaal zeker weet dat het ECHT niet anders kan. Ook mooi is dat wiskunde altijd blijft kloppen. Dingen die de Grieken tweeduizend jaar geleden bedachten over driehoeken, zijn nog steeds waar. En dat terwijl hun versie van het Woudlopers Handboek inmiddels behoorlijk ouderwets is…

Waarom hamert onze meester Warbol er altijd op dat leren rekenen zo belangrijk is?
Als je niet kunt rekenen, ben je heel makkelijk voor de gek te houden. Kijk maar naar jullie oom Donald, die vaak te veel betaalt voor spullen of gelooft in aanbiedingen die helemaal niet zo gunstig voor hem zijn.

Kun je echt een wiskundeknobbel hebben? Goofy zegt dat hij een wiskundeKUIL heeft. Kan dat ook?
Goed zijn in wiskunde is, net als eigenlijk alles, vooral een kwestie van veel oefenen. Zelfs Goofy zou goed kunnen worden in wiskunde, maar dan heeft hij wel een heel lieve en geduldige juf nodig.

Wie zijn er beter in wiskunde: jongens of meisjes? En hoe komt dat, denk je?
Ze zijn even goed. Meisjes krijgen vaak te horen dat ze minder goed zijn in wiskunde, maar dat is onzin. Alleen worden door dit vooroordeel helaas veel meisjes weggejaagd bij wiskunde. Ik durf trouwens te wedden dat jullie nichtjes Lizzy, Juultje en Babetje betere cijfers scoren dan jullie.


Ionica-in-Rekenland

Ben je slim genoeg om al het geld van oom Dagobert te tellen?
Ik ben slim genoeg om er niet aan te beginnen. Ik heb namelijk even geschat hoeveel goud er in zijn geldpakhuis ligt en geconcludeerd dat het om talrijke miljarden gaat. Als ik een muntje per seconde tel en zeven dagen per week tien uur lang non-stop ga zitten tellen, dan ben ik ergens in het jaar 2100 klaar. Als ik dan nog leef, want tegen die tijd ben ik 121 jaar oud en waarschijnlijk een beetje uitgeteld.

Op school hebben we geleerd dat je met wiskunde problemen kunt oplossen. Betekent dat ook dat wiskunde de eeuwige strijd tussen buurman Bolderbast en oom Donald kan stoppen?
Helaas kan wiskunde niet álle problemen oplossen. Maar er zijn wel strategieën te berekenen die de kans op ruzie kleiner maken. In dit geval lijkt verhuizen me de beste oplossing.

De neefjes hebben verstand van wiskunde.Heb je handige tips om ons huiswerk leuker of makkelijker te maken?
Alles is leuker als je het goed kunt. Dus de beste tip is om je huiswerk vanaf het begin bij te houden, zeker omdat je bij wiskunde vaak dingen gebruikt die je eerder hebt geleerd. Mij hielp het bij huiswerk maken altijd enorm om iets lekkers klaar te leggen dat ik pas mocht opeten als ik mijn sommen af had.

Hoe groot is de kans dat Guus Geluk de loterij NIET wint?
Normaal is de kans dat je wint kleiner dan de kans dat je met je pasgekochte lot nog in de hand door de bliksem wordt geraakt. Maar dit is Guus, dus voor hem gelden de normale wiskundige wetten niet.

Ben je de hele dag alleen maar aan het rekenen, of heb je ook nog andere hobby’s?
Zeker! Ik houd heel erg van zwemparadijzen, boeken en lekker eten.

Heb je nog een leuk wiskundig raadsel?
Je moet je in het donker aankleden en je hebt een la vol met rode en blauwe sokken. Hoeveel sokken moet je uit de la pakken om zeker te weten dat je minstens twee dezelfde hebt? Dit raadsel las ik trouwens zelf ooit in Donald Duck toen ik acht was. Misschien ben ik daardoor wel wiskunde gaan studeren!

Eh… wij moeten van de Zware Jongens vragen of jij weet hoeveel combinaties de kluis van oom Dagobert heeft. En hoe je dat ding kunt kraken (het is een Enigmatrix4410).
Wie denk je dat de Enigmatrix4410 – samen met Willie Wortel – bedacht heeft?;-)

(c) Disney

De wiskundemeisjes leggen het nog één keer uit (aan amateur-wiskundigen)

Beste amateur-wiskundigen,

Bedankt voor alle zelfgemaakte bewijzen die u me stuurt. De chef van de wetenschapsredactie moppert wel eens dat dit de enige rubriek is waarop zoveel handgeschreven post binnenkomt. Die chef fietst overigens persoonlijk langs mijn huis om uw brieven te brengen, dus zijn gemopper is allemaal nogal goedmoedig.

De oogst van de afgelopen weken was drie korte bewijzen voor de laatste stelling van Fermat (een berucht resultaat uit de getaltheorie waarvan het bestaande bewijs ruim honderd pagina’s telt) en een constructie van een zevenhoek met een passer en latje. Die laatste won de bonusprijs voor originaliteit, want zoiets had ik nog nooit eerder gekregen. Aardig is daarnaast dat al lang bewezen is dat die constructie onmogelijk is.

Helaas heb ik geen tijd om alle bewijzen die u me stuurt uitgebreid te bestuderen. Dat betekent niet dat ik uw werk niet serieus neem. De wiskunde is bij uitstek het vak waar een buitenstaander voor een verrassende doorbraak kan zorgen. Je hebt er geen duur laboratorium voor nodig en hoeft geen proefpersonen te ronselen. Met wat goed nadenken, een stapel boeken, potlood en papier kun je een heel eind komen.

Daarom hierbij wat advies om u verder op weg te helpen. In de eerste plaats heeft het weinig zin om uw bewijs naar individuele wiskundigen te sturen. Dat is een beetje alsof u een recept naar Jonnie Boer van De Librije stuurt en vraagt of hij kan zorgen dat u ook drie sterren van Michelin krijgt. Zo werkt het nu eenmaal niet. Al ben ik overigens meer de Swedish Chef van de wiskunde dan de Jonnie Boer.

De gebruikelijke manier om resultaten te verspreiden is om ze in een artikel naar een wetenschappelijk tijdschrift te sturen. Vervolgens geeft de redactie uw werk aan een aantal referenten die beoordelen of de wiskunde correct, relevant en origineel is. Dat beoordelen kan nogal lang duren, reken gerust op een jaar voor u iets hoort. U kunt ook uw artikel alvast zelf op internet verspreiden, de site arxiv.org is daarvoor gemaakt.

Als u wilt dat mensen uw bewijs lezen, dat doet u er goed aan om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de heersende conventies. Gebruik de notatie die andere wiskundigen al eeuwen gebruiken en voer niet zelf allerlei nieuwe tekens in. Schrijf zo helder mogelijk op wat uw probleem is, hoe u het heeft aangepakt en laat uw bewijs stap voor stap zien. Smeek uw meest wiskundige vriend(in) om het artikel te lezen en eerlijk te zeggen wat er niet duidelijk is.

Kijkt u voordat u begint te schrijven eerst hoe wiskundige artikelen er ongeveer uitzien. Zoek een paar wetenschappelijke publicaties in de hoek van uw eigen bewijs. Zo raakt u vertrouwd met de gebruikelijke notatie, opbouw en schrijfstijl. Daarnaast kunt u in de referenties zien in wat voor tijdschriften dit soort resultaten verschijnen. Zo weet u waar u uw werk naartoe moet sturen.

Misschien ontdekt u gaandeweg dat uw oorspronkelijke idee toch niet helemaal klopt. Dat geeft niets. Weinig wiskundigen bereiken in één keer een groot resultaat. En om de metafoor met de Librije nog eens te gebruiken: Jonnie Boer deed er ook elf jaar over om zijn drie Michelin-sterren te verzamelen.

Bork, bork, bork!

Ionica

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Factcheckers

In het tweede seizoen van Factcheckers maak ik een wekelijkse column over een getal dat past bij het thema van de week. De komende weken zie je het programma elke donderdag rond negen uur op Nederland 3, maar je kunt het natuurlijk altijd terugkijken via de site.

Hieronder vind je de uitzending over geld, mijn column begint na twintig minuten. Het getal van de week is…70.